https://www.youtube.com/watch?v=64Hilbd_jMg&list=PL84B3D5CA11D27259
.No
Sunday, 31 August 2014
Saturday, 30 August 2014
Seven dials. Roddy Frame
Roddy Frame
gaf de jaren 80 kleur met zijn band Aztec Camera. De band uit Glasgow
maakte met High Land, Hard Rain (1983) en Knife (1984) twee klassiekers,
die tot op de dag van vandaag relevant en urgent klinken en samen met
het debuut van Lloyd Cole & The Commotions behoren tot de
smaakmakers van het decennium.
Aztec Camera zou tussen 1987 en 1995 nog vier platen maken, maar hiervan benaderde eigenlijk alleen Stray uit 1990 het niveau van de twee illustere voorgangers. Sinds het eind van de jaren 90 maakt Roddy Frame soloplaten (al was hij ook binnen Aztec Camera de enige muzikant die er echt toe deed); helaas met grote tussenpozen. Van North Star (1998), Surf (2002) en Western Skies (2006) heb ik vooral Surf heel erg hoog zitten, maar alle drie zijn ze van het hoge niveau dat we inmiddels van Roddy Frame mogen verwachten.
Het geldt ook weer voor het onlangs verschenen Seven Dials. Waar Roddy Frame in zijn Aztec Camera tijd niet vies was van lichtvoetige popliedjes, maakt hij op zijn soloplaten tot dusver vooral singer-songwriter muziek die herinnert aan de groten uit de jaren 70, met Paul McCartney voorop.
Het na een stilte van maar liefst acht jaar verschenen Seven Dials opent uiterst sober, maar kiest in de tweede track voor een voller geluid, dat de zonnige klanken van Aztec Camera naar de Amerikaanse West Coast haalt. In de tracks die volgen schakelt Roddy Frame constant tussen sobere folksongs en wat uitbundigere popliedjes, al overheersen de wat meer ingetogen songs. Roddy Frame doet in deze songs nog steeds denken aan Paul McCartney in grootse vorm, maar ook de vergelijking met Elvis Costello dringt zich meerdere malen op.
Seven Dials klinkt op het eerste gehoor niet als een plaat die veel opzien zal baren. De popliedjes van Roddy Frame zijn op het eerste gehoor degelijk en aangenaam, maar niet erg vernieuwend of bijzonder. Zoals zo vaak bij Roddy Frame komt de echte erkenning pas na een paar luisterbeurten. Dan blijkt dat de popliedjes op Seven Dials met geen mogelijkheid uit je hoofd zijn te krijgen en dan blijkt ook dat alle namen die opdoken bij eerste beluistering van Seven Dials plaats hebben gemaakt voor slechts één naam: Roddy Frame.
Na herhaalde beluistering blijkt niet alleen hoe onweerstaanbaar de popliedjes van Roddy Frame zijn, maar ook hoe veelzijdig ze zijn. De meer ingetogen songs op de plaat lijken misschien in eerste instantie eenvoudige folksongs, maar wat heeft Roddy Frame er weer veel in verstopt. Deels in de subtiele instrumentatie, deels in zijn bijzondere manier van zingen en deels in de songstructuren die veel complexer zijn dan je bij eerste beluistering zult vermoeden.
Ik had zoals gezegd vooral Surf uit 2002 hoog zitten, maar Seven Dials kan de concurrentie met deze plaat aan, al is het maar omdat Roddy Frame eigenlijk alleen maar beter gaat zingen.
Een week of wat geleden bejubelde ik de songwriting skills van een nog jonge Roddy Frame bij mijn bespreking van de reissue van Aztec Camera’s High Land, Hard Rain. Het 31 jaar later verschenen Seven Dials laat horen dat Roddy Frame zich sindsdien nog veel verder heeft ontwikkeld. Het levert een plaat op van een zeldzame klasse. Het is een plaat die ik al een tijdje koester en dat gaat voorlopig niet meer veranderen.
Erwin Zijleman
Je kunt hier luisteren naar 'English garden':
https://www.youtube.com/watch?v=BrlHMi72N-M
Aztec Camera zou tussen 1987 en 1995 nog vier platen maken, maar hiervan benaderde eigenlijk alleen Stray uit 1990 het niveau van de twee illustere voorgangers. Sinds het eind van de jaren 90 maakt Roddy Frame soloplaten (al was hij ook binnen Aztec Camera de enige muzikant die er echt toe deed); helaas met grote tussenpozen. Van North Star (1998), Surf (2002) en Western Skies (2006) heb ik vooral Surf heel erg hoog zitten, maar alle drie zijn ze van het hoge niveau dat we inmiddels van Roddy Frame mogen verwachten.
Het geldt ook weer voor het onlangs verschenen Seven Dials. Waar Roddy Frame in zijn Aztec Camera tijd niet vies was van lichtvoetige popliedjes, maakt hij op zijn soloplaten tot dusver vooral singer-songwriter muziek die herinnert aan de groten uit de jaren 70, met Paul McCartney voorop.
Het na een stilte van maar liefst acht jaar verschenen Seven Dials opent uiterst sober, maar kiest in de tweede track voor een voller geluid, dat de zonnige klanken van Aztec Camera naar de Amerikaanse West Coast haalt. In de tracks die volgen schakelt Roddy Frame constant tussen sobere folksongs en wat uitbundigere popliedjes, al overheersen de wat meer ingetogen songs. Roddy Frame doet in deze songs nog steeds denken aan Paul McCartney in grootse vorm, maar ook de vergelijking met Elvis Costello dringt zich meerdere malen op.
Seven Dials klinkt op het eerste gehoor niet als een plaat die veel opzien zal baren. De popliedjes van Roddy Frame zijn op het eerste gehoor degelijk en aangenaam, maar niet erg vernieuwend of bijzonder. Zoals zo vaak bij Roddy Frame komt de echte erkenning pas na een paar luisterbeurten. Dan blijkt dat de popliedjes op Seven Dials met geen mogelijkheid uit je hoofd zijn te krijgen en dan blijkt ook dat alle namen die opdoken bij eerste beluistering van Seven Dials plaats hebben gemaakt voor slechts één naam: Roddy Frame.
Na herhaalde beluistering blijkt niet alleen hoe onweerstaanbaar de popliedjes van Roddy Frame zijn, maar ook hoe veelzijdig ze zijn. De meer ingetogen songs op de plaat lijken misschien in eerste instantie eenvoudige folksongs, maar wat heeft Roddy Frame er weer veel in verstopt. Deels in de subtiele instrumentatie, deels in zijn bijzondere manier van zingen en deels in de songstructuren die veel complexer zijn dan je bij eerste beluistering zult vermoeden.
Ik had zoals gezegd vooral Surf uit 2002 hoog zitten, maar Seven Dials kan de concurrentie met deze plaat aan, al is het maar omdat Roddy Frame eigenlijk alleen maar beter gaat zingen.
Een week of wat geleden bejubelde ik de songwriting skills van een nog jonge Roddy Frame bij mijn bespreking van de reissue van Aztec Camera’s High Land, Hard Rain. Het 31 jaar later verschenen Seven Dials laat horen dat Roddy Frame zich sindsdien nog veel verder heeft ontwikkeld. Het levert een plaat op van een zeldzame klasse. Het is een plaat die ik al een tijdje koester en dat gaat voorlopig niet meer veranderen.
Erwin Zijleman
Je kunt hier luisteren naar 'English garden':
https://www.youtube.com/watch?v=BrlHMi72N-M
Friday, 29 August 2014
Lazaretto. Jack White
My first exposure to a Jack White song was not through The White Stripes, but through a cover played at a Sukilove gig in LVC, Leiden. The Belgian duo played a blistering cover of a song called 'Fell in love with a girl'. Enough to make me very much interested in the original. Which did not disappoint.
In 2014, after a torrent of releases by many different bands, producer´s duties and his solo album 'Blunderbuss', a new Jack White record has become sort of normal. Oh, another Jack White record? I even postponed listening to it. Boy, was I wrong. Jack White comes up trumps with Lazaretto. His best record since 'Elephant'. No doubt.
Lazaretto kicks off with a mean sounding organ riff. Think DeWolff and you're getting close. A riff that is echoed by an electric guitar, a piano. In this dirty blues White sings about 'Three women' or ex-women more likely as they are in California, Detroit and Nashville. The song is blistering with a great slide guitar part tearing air apart over the heavy riffing. First generation blues hero in hindsight Blind Willie McTell is credited as co-author.
Title track 'Lazaretto', is just as strong, perhaps even better. Again a riff, over which Jack let's himself go more vocally and in the guitar solo as well, which is classic Jack White over the top playing. The surprise is the violin played by Lillie Mae Rische, in what I call a Papa John Creach style. Listen to 'Dragon fly' by Jefferson Starship and you'll find out just what I mean. 'Lazaretto' is one of the highlights of Lazaretto. The fun part is that the real fun is only just starting. Lazaretto shows many a face of Jack White.
The White Stripes have released several fine records of which the sound got bolder and bolder over time, but it always left me wondering what the band would sound like not being a duo. With Lazaretto we have the final answer on that one. Like this, as there are no more limits on Jack White's recording creativity. Anything goes. Thus this multitude of sounds, styles and sounds was created. 'Would you fight for my love' is a piano ballad. A beautiful song that allows White to show his softer side without creating a wall of sound to hide behind.
The instrumental 'High ball stepper' creates all the noise the previous ballad was lacking and was the first sound released of Lazaretto. Not my favourite track it is, although that is a very relative thing on this record. On a lot of others it may just have been the finest on offer. 'Just one drink' is a The Velvet Underground rhythm kind of song in the verses. Again Jack White is supported by a female vocalist on this song who doubles whole parts with him. Plus one again for Lazaretto. Four ladies get backing vocals credits on the album, so here they are: Ruby Amanfu, Olivia Jean, Cory Younts and Lillie Mae Rische. Well done, ladies. You are a great enrichment to the sound of this album.
'Alone in my home' is another piano driven song. Lavishly broad chords and notes adorn this great song. There's even a ukulele in there. "I'm becoming a ghost, so nobody can know me". It doesn't sound like he's having a great time alone in his home. 'Just one drink' also doesn't seem to help. Too many won't either, I'm sure.
Jack White touches upon these different styles and comes up with a sound belonging to his hometown of Nashville. 'Entitlement' is almost pure country. Country hints are all over Lazaretto, but this one is the most straightforward. Of course 'Entitlement' holds some Jack White signature moments, like a typical chord change, but this is country, pedal steel, singing and all. Lucky for me, Lazaretto goes back to some heavy riffing with 'That black bat licorice'. With a little imagination there are even some Zappa like interludes. Just add the xylophone and you're there. (Invite Ruth Underwood for a small part next time?) Again that violin. Just love it.
Lazaretto goes towards the end with another ballad with a country flavour. 'I think I found the culprit' is another song that defines the Jack White of the last six years. It could have been a The Raconteurs song. He kept it for himself for the near (should have been THE) finale of Lazaretto in a majestic way. Perhaps paving the way for the third The Raconteurs album? It's about time as far as I'm concerned. 'Want and able' ends it all, but is not a song really worth noting. The game was played and ended game, set and match in three straight sets. The winner thanks the audience before going to a well deserved shower.
Where 'Blunderbuss' was a very decent album and certainly one of the better of 2012, Lazaretto is a top album. Personal mishaps are usually a source for inspiration. Jack White found it for this album alright. Lazaretto touches on several genres in convincing ways. Jack White masters them all and adds himself in his full glory. There´s only one thing left to say: Take your hat off and make a deep bow.
Wo.
You can listen to 'High ball stepper' through the link below:
https://www.youtube.com/watch?v=sRbnAxrS3EM
In 2014, after a torrent of releases by many different bands, producer´s duties and his solo album 'Blunderbuss', a new Jack White record has become sort of normal. Oh, another Jack White record? I even postponed listening to it. Boy, was I wrong. Jack White comes up trumps with Lazaretto. His best record since 'Elephant'. No doubt.
Lazaretto kicks off with a mean sounding organ riff. Think DeWolff and you're getting close. A riff that is echoed by an electric guitar, a piano. In this dirty blues White sings about 'Three women' or ex-women more likely as they are in California, Detroit and Nashville. The song is blistering with a great slide guitar part tearing air apart over the heavy riffing. First generation blues hero in hindsight Blind Willie McTell is credited as co-author.
Title track 'Lazaretto', is just as strong, perhaps even better. Again a riff, over which Jack let's himself go more vocally and in the guitar solo as well, which is classic Jack White over the top playing. The surprise is the violin played by Lillie Mae Rische, in what I call a Papa John Creach style. Listen to 'Dragon fly' by Jefferson Starship and you'll find out just what I mean. 'Lazaretto' is one of the highlights of Lazaretto. The fun part is that the real fun is only just starting. Lazaretto shows many a face of Jack White.
The White Stripes have released several fine records of which the sound got bolder and bolder over time, but it always left me wondering what the band would sound like not being a duo. With Lazaretto we have the final answer on that one. Like this, as there are no more limits on Jack White's recording creativity. Anything goes. Thus this multitude of sounds, styles and sounds was created. 'Would you fight for my love' is a piano ballad. A beautiful song that allows White to show his softer side without creating a wall of sound to hide behind.
The instrumental 'High ball stepper' creates all the noise the previous ballad was lacking and was the first sound released of Lazaretto. Not my favourite track it is, although that is a very relative thing on this record. On a lot of others it may just have been the finest on offer. 'Just one drink' is a The Velvet Underground rhythm kind of song in the verses. Again Jack White is supported by a female vocalist on this song who doubles whole parts with him. Plus one again for Lazaretto. Four ladies get backing vocals credits on the album, so here they are: Ruby Amanfu, Olivia Jean, Cory Younts and Lillie Mae Rische. Well done, ladies. You are a great enrichment to the sound of this album.
'Alone in my home' is another piano driven song. Lavishly broad chords and notes adorn this great song. There's even a ukulele in there. "I'm becoming a ghost, so nobody can know me". It doesn't sound like he's having a great time alone in his home. 'Just one drink' also doesn't seem to help. Too many won't either, I'm sure.
Jack White touches upon these different styles and comes up with a sound belonging to his hometown of Nashville. 'Entitlement' is almost pure country. Country hints are all over Lazaretto, but this one is the most straightforward. Of course 'Entitlement' holds some Jack White signature moments, like a typical chord change, but this is country, pedal steel, singing and all. Lucky for me, Lazaretto goes back to some heavy riffing with 'That black bat licorice'. With a little imagination there are even some Zappa like interludes. Just add the xylophone and you're there. (Invite Ruth Underwood for a small part next time?) Again that violin. Just love it.
Lazaretto goes towards the end with another ballad with a country flavour. 'I think I found the culprit' is another song that defines the Jack White of the last six years. It could have been a The Raconteurs song. He kept it for himself for the near (should have been THE) finale of Lazaretto in a majestic way. Perhaps paving the way for the third The Raconteurs album? It's about time as far as I'm concerned. 'Want and able' ends it all, but is not a song really worth noting. The game was played and ended game, set and match in three straight sets. The winner thanks the audience before going to a well deserved shower.
Where 'Blunderbuss' was a very decent album and certainly one of the better of 2012, Lazaretto is a top album. Personal mishaps are usually a source for inspiration. Jack White found it for this album alright. Lazaretto touches on several genres in convincing ways. Jack White masters them all and adds himself in his full glory. There´s only one thing left to say: Take your hat off and make a deep bow.
Wo.
You can listen to 'High ball stepper' through the link below:
https://www.youtube.com/watch?v=sRbnAxrS3EM
Thursday, 28 August 2014
Beautiful desolation. Paul Thomas Saunders
De vanuit
het Engelse Leeds opererende Paul Thomas Saunders wordt al een aantal
jaren getipt als grote belofte voor de toekomst. De EP’s die hij tot
dusver in eigen beheer heeft uitgebracht wisten me echter niet te
bereiken en ook zijn al weer ruim een maand geleden verschenen debuut
was me tot dusver ontgaan.
Wat ben ik blij dat ik deze plaat toch nog bij toeval heb ontdekt, want Beautiful Desolation van Paul Thomas Saunders is als het mij vraagt één van de grote debuten van 2014. Ik begrijp dan ook niet dat er in Nederland tot dusver totaal geen aandacht wordt besteed aan het debuut van de Britse muzikant, maar laat ik mijn energie richten op de muziek op Beautiful Desolation.
Op zijn debuut maakt Paul Thomas Saunders grootse en meeslepende muziek. Waar hij in het verleden naar verluid koos voor intiem gitaargetokkel, valt Beautiful Desolation op door een heerlijk dromerig en vol geluid. Het is een geluid dat onmiskenbaar invloeden bevat uit de jaren 80, maar wat mij betreft domineert de 90s dreampop. De invloeden uit het verleden worden vervolgens aangevuld met atmosferische klanken van bands als Sigur Ros en de toegankelijke grootsheid van een band als Coldplay (maar dan 100 keer zo goed als op de laatste plaat van deze band).
Paul Thomas Saunders maakt grootste muziek die intiem klinkt en zweverige muziek die eigenlijk bijzonder toegankelijk is. Het geluid op de plaat is zoals gezegd groots. Veel instrumenten, zwaar aangezette drums en gitaren en dit vervolgens nog eens overgoten met een opvallend zwaar en kleurrijk elektronisch klankentapijt. Aan de ene kant muziek om onmiddellijk bij weg te dromen, maar aan de andere kant uit vele lagen bestaande muziek die je laag voor laag wilt ontrafelen.
De volle instrumentatie past uitstekend bij de vocalen van Paul Thomas Saunders die het toegankelijke van Coldplay’s Chris Martin combineert met de eigenzinnigheid van Jonsi van Sigur Ros of zelfs Jeff Buckley. Ook de songs van Paul Thomas Saunders bevatten een opvallende mix van aangename toegankelijkheid en flink wat experiment.
De volle instrumentatie slaat zich als een warme deken om je heen, maar prikkelt toch ook iedere keer weer de fantasie met opvallende klanken en verrassende wendingen. De songs op Beautiful Desolation zijn beeldend. Opvallend beeldend. Het is bijna onmogelijk om naar de muziek van Paul Thomas Saunders te luisteren en geen beelden op het netvlies te krijgen van uitgestrekte landschappen vol natuurschoon en hier en daar wat mythische wezens, waardoor de plaat een prachtige filmsoundtrack zou zijn. Die film mag je er vooralsnog echter zelf bij verzinnen.
Paul Thomas Saunders heeft iets van alle hierboven genoemde namen en ik kan er nog heel wat toevoegen. Saunders noemt zelf Vangelis als inspiratiebron, maar wat voor deze naam geldt, geldt ook voor alle andere namen: het is heel even treffend, maar vervolgens al snel nietszeggend.
Paul Thomas Saunders heeft met Beautiful Desolation een ontstellend mooie plaat gemaakt. In alle opzichten een vat vol tegenstrijdigheden (en dat begint al bij de titel van de plaat), maar het eindresultaat is altijd hetzelfde: complete betovering, 52 minuten en 59 seconden lang.
Erwin Zijleman
Je kunt hier onder luisteren naar 'Good women':
https://www.youtube.com/watch?v=C4l9ph-hSOs
Wat ben ik blij dat ik deze plaat toch nog bij toeval heb ontdekt, want Beautiful Desolation van Paul Thomas Saunders is als het mij vraagt één van de grote debuten van 2014. Ik begrijp dan ook niet dat er in Nederland tot dusver totaal geen aandacht wordt besteed aan het debuut van de Britse muzikant, maar laat ik mijn energie richten op de muziek op Beautiful Desolation.
Op zijn debuut maakt Paul Thomas Saunders grootse en meeslepende muziek. Waar hij in het verleden naar verluid koos voor intiem gitaargetokkel, valt Beautiful Desolation op door een heerlijk dromerig en vol geluid. Het is een geluid dat onmiskenbaar invloeden bevat uit de jaren 80, maar wat mij betreft domineert de 90s dreampop. De invloeden uit het verleden worden vervolgens aangevuld met atmosferische klanken van bands als Sigur Ros en de toegankelijke grootsheid van een band als Coldplay (maar dan 100 keer zo goed als op de laatste plaat van deze band).
Paul Thomas Saunders maakt grootste muziek die intiem klinkt en zweverige muziek die eigenlijk bijzonder toegankelijk is. Het geluid op de plaat is zoals gezegd groots. Veel instrumenten, zwaar aangezette drums en gitaren en dit vervolgens nog eens overgoten met een opvallend zwaar en kleurrijk elektronisch klankentapijt. Aan de ene kant muziek om onmiddellijk bij weg te dromen, maar aan de andere kant uit vele lagen bestaande muziek die je laag voor laag wilt ontrafelen.
De volle instrumentatie past uitstekend bij de vocalen van Paul Thomas Saunders die het toegankelijke van Coldplay’s Chris Martin combineert met de eigenzinnigheid van Jonsi van Sigur Ros of zelfs Jeff Buckley. Ook de songs van Paul Thomas Saunders bevatten een opvallende mix van aangename toegankelijkheid en flink wat experiment.
De volle instrumentatie slaat zich als een warme deken om je heen, maar prikkelt toch ook iedere keer weer de fantasie met opvallende klanken en verrassende wendingen. De songs op Beautiful Desolation zijn beeldend. Opvallend beeldend. Het is bijna onmogelijk om naar de muziek van Paul Thomas Saunders te luisteren en geen beelden op het netvlies te krijgen van uitgestrekte landschappen vol natuurschoon en hier en daar wat mythische wezens, waardoor de plaat een prachtige filmsoundtrack zou zijn. Die film mag je er vooralsnog echter zelf bij verzinnen.
Paul Thomas Saunders heeft iets van alle hierboven genoemde namen en ik kan er nog heel wat toevoegen. Saunders noemt zelf Vangelis als inspiratiebron, maar wat voor deze naam geldt, geldt ook voor alle andere namen: het is heel even treffend, maar vervolgens al snel nietszeggend.
Paul Thomas Saunders heeft met Beautiful Desolation een ontstellend mooie plaat gemaakt. In alle opzichten een vat vol tegenstrijdigheden (en dat begint al bij de titel van de plaat), maar het eindresultaat is altijd hetzelfde: complete betovering, 52 minuten en 59 seconden lang.
Erwin Zijleman
Je kunt hier onder luisteren naar 'Good women':
https://www.youtube.com/watch?v=C4l9ph-hSOs
Wednesday, 27 August 2014
Grace at 20. Jeff Buckley
"It was twenty years ago today". No, just over 20 years ago in fact, 4 days to be exact, that the best record of the past decades was released. A record that had a huge impact on me, a record that I still can not listen to without feeling a sense of loss, of unfulfilled promise, of a relationship that ended far too early.
Jeff Buckley would have turned 48 this year, but never made it past 30 and some. There was this very small item in my newspaper late May 1997. "Singer missing", it said and reading on the few lines it turned out to be Jeff Buckley. Knowing that people seldom return from gone missing in large rivers, I felt a sense of deep loss and grief. As if I'd heard that someone very dear to me had just died. Why? It must be the impact of his music that spoke to my soul and being. 'Grace' in the years since buying the album, had become a part of me. Like most favourite albums and songs tend to do. The show I attended in Nighttown in February 1995 was close to magic. As if an angel had descended from heaven to sing for us. Unfortunately that angel was claimed back before finalising his second album. There's a host of released records since that day, but nothing that Jeff Buckley had planned on releasing before his 'Anthology box' in 2020 or something.
Where does Grace stand in 2014? Still at this lonely top. Jeff's version of 'Hallelujah' has become a major hit since and is the staple version outshining all others. Played at weddings, I know from experience. The music of Jeff Buckley is about two things: the inventive, intricate arrangements and his voice. The magic of his singing that made such a deep impression on me. I couldn't believe that he would reproduce what was on record. In the first song in Nighttown it appeared that he couldn't. In the second song that was all forgotten. Everything and more was on display. Deep emotions, the highest notes and this depth behind his singing. As if he was hanging on to the ledge for dear life itself. Where the two come together, is where the magic of Jeff Buckley's music starts. Not ends.
The first two songs are adorned with the magic playing of Gary Lucas who gets the credits due, but was bitterly disappointed that he was not in Buckley's band. His playing is totally off the map and gives 'Mojo pin' and 'Grace' their mysteriousness and magic. The two songs had won me over instantly. 'Mojo pin' with its darkness and harshness, 'Grace' in its lightness and longing. It is however the eastern influenced 'Last goodbye' that is the first absolute highlight of Grace. The rhythm of the guitar over which the violins do their eastern thing. Led Zeppelin you say? O, yes, 'Kashmir' certainly comes to mind, but Led Zeppelin would have wished that they were this good. Robert Plant that he could sing this good. It is no match, no matter how good I think Led Zeppelin is. The band found it's match. Led Zeppelin is one of the obvious influences of Jeff Buckley, but so are jazzy crooners, modern classics and singer-songwriters of all sorts, starting with Leonard Cohen. All that playing for a dozen odd years went into Grace and came up as 100% Jeff Buckley.
A singer-songwriter who did not write easily. Let's face it. A few self-penned songs and co-written songs in 26 years fit to fill an album is not a lot. If we look at the quality of those songs then it's clear that they are among the best songs of the past 35 years. To fill the album there are three covers as well. The beautiful 'Lilac wine', the already mentioned 'Hallelujah' and 'Corpus Christi carol (for Roy)', the song I used to skip and now being older think so extremely beautiful. Together 10 songs make up the original version of Grace. The songbook of Jeff Buckley.
For the larger audience 'Hallelujah' is the song that is best known. Yes, I've always liked this version a lot. Leonard Cohen's love song about looking back on falling in love, making love at the top of and the down-wards spiral of this relation has been given what looks like its final version. The guitar playing isn't so much virtuous, but it is all that the song takes. The intricate fingerpicking is plain beautiful, the singing outrageously fantastic. There's so much feeling going into this performance. To think, the song starts with a startled sounding intake of breath. Only after recuperating Jeff starts to play his guitar. One of the first lines of the song are also a statement: "You don't really care for music, do you?" There's no chance for us without this love. And then the next song, the seventh is still to come.
The one song sticking out over all others is 'Lover, you should have come over'. From the muddled organ intro, this beautiful song grows, blooms, flowers and ends. All in about seven minutes. With it's chord progression reaching for the sky and the total outing on voice. 'Lover, you should have come over' is beauty incarnated into song. The organs and backing vocals that add a ton load to this song. The lead guitar notes of the ascending chord progression. And Jeff, standing tall, calling out, reaching out, shouting out. Although I know so many songs by now, which makes it very to hard to define what I think is really the best song I know, I know this: 'Lover, you should have come over' is one of the best. One to play at my funeral. Together with 'Hallelujah' and 'Corpus Christi carol'. No need for much else. O.k., 'Last goodbye' as that is most appropriate, isn't it?
'Eternal life' after 'Corpus Christi carol' always comes as a bit as a shock. Again a highlight on this album filled with them. The song does not fit Jeff Buckley's voice completely. He has to force himself on the one end and go to deep on the other end. Still it makes a giant impression. Again all the right chord changes were found and some intricate arrangements written, which can mostly be credited to Karl Bergen.
In 'Dream brother' it all ends. Again this mix of a ballad, Led Zeppelin and all that defines Jeff Buckley. Sweetness combined with a tough edge, holding back and full release. 'Dream brother', the song that pointed to a future that never came.
Jeff Buckley perhaps would never have lived up to Grace. Probably it would have been too much to ask for. We will never know. What I do know is that with Grace he left behind a monument that will last forever. An album so good, that there isn't one that has surpassed it since. An album by a singer who left us behind, orphaned, but with everything to live for. A singer who can bring me to tears at the most unsuspecting moments. With an album that if you haven't bought it yet, ought to be on the top of your to do list.
Wo.
You can listen to 'Grace' here:
https://www.youtube.com/watch?v=A3adFWKE9JE
Jeff Buckley would have turned 48 this year, but never made it past 30 and some. There was this very small item in my newspaper late May 1997. "Singer missing", it said and reading on the few lines it turned out to be Jeff Buckley. Knowing that people seldom return from gone missing in large rivers, I felt a sense of deep loss and grief. As if I'd heard that someone very dear to me had just died. Why? It must be the impact of his music that spoke to my soul and being. 'Grace' in the years since buying the album, had become a part of me. Like most favourite albums and songs tend to do. The show I attended in Nighttown in February 1995 was close to magic. As if an angel had descended from heaven to sing for us. Unfortunately that angel was claimed back before finalising his second album. There's a host of released records since that day, but nothing that Jeff Buckley had planned on releasing before his 'Anthology box' in 2020 or something.
Where does Grace stand in 2014? Still at this lonely top. Jeff's version of 'Hallelujah' has become a major hit since and is the staple version outshining all others. Played at weddings, I know from experience. The music of Jeff Buckley is about two things: the inventive, intricate arrangements and his voice. The magic of his singing that made such a deep impression on me. I couldn't believe that he would reproduce what was on record. In the first song in Nighttown it appeared that he couldn't. In the second song that was all forgotten. Everything and more was on display. Deep emotions, the highest notes and this depth behind his singing. As if he was hanging on to the ledge for dear life itself. Where the two come together, is where the magic of Jeff Buckley's music starts. Not ends.
The first two songs are adorned with the magic playing of Gary Lucas who gets the credits due, but was bitterly disappointed that he was not in Buckley's band. His playing is totally off the map and gives 'Mojo pin' and 'Grace' their mysteriousness and magic. The two songs had won me over instantly. 'Mojo pin' with its darkness and harshness, 'Grace' in its lightness and longing. It is however the eastern influenced 'Last goodbye' that is the first absolute highlight of Grace. The rhythm of the guitar over which the violins do their eastern thing. Led Zeppelin you say? O, yes, 'Kashmir' certainly comes to mind, but Led Zeppelin would have wished that they were this good. Robert Plant that he could sing this good. It is no match, no matter how good I think Led Zeppelin is. The band found it's match. Led Zeppelin is one of the obvious influences of Jeff Buckley, but so are jazzy crooners, modern classics and singer-songwriters of all sorts, starting with Leonard Cohen. All that playing for a dozen odd years went into Grace and came up as 100% Jeff Buckley.
A singer-songwriter who did not write easily. Let's face it. A few self-penned songs and co-written songs in 26 years fit to fill an album is not a lot. If we look at the quality of those songs then it's clear that they are among the best songs of the past 35 years. To fill the album there are three covers as well. The beautiful 'Lilac wine', the already mentioned 'Hallelujah' and 'Corpus Christi carol (for Roy)', the song I used to skip and now being older think so extremely beautiful. Together 10 songs make up the original version of Grace. The songbook of Jeff Buckley.
For the larger audience 'Hallelujah' is the song that is best known. Yes, I've always liked this version a lot. Leonard Cohen's love song about looking back on falling in love, making love at the top of and the down-wards spiral of this relation has been given what looks like its final version. The guitar playing isn't so much virtuous, but it is all that the song takes. The intricate fingerpicking is plain beautiful, the singing outrageously fantastic. There's so much feeling going into this performance. To think, the song starts with a startled sounding intake of breath. Only after recuperating Jeff starts to play his guitar. One of the first lines of the song are also a statement: "You don't really care for music, do you?" There's no chance for us without this love. And then the next song, the seventh is still to come.
The one song sticking out over all others is 'Lover, you should have come over'. From the muddled organ intro, this beautiful song grows, blooms, flowers and ends. All in about seven minutes. With it's chord progression reaching for the sky and the total outing on voice. 'Lover, you should have come over' is beauty incarnated into song. The organs and backing vocals that add a ton load to this song. The lead guitar notes of the ascending chord progression. And Jeff, standing tall, calling out, reaching out, shouting out. Although I know so many songs by now, which makes it very to hard to define what I think is really the best song I know, I know this: 'Lover, you should have come over' is one of the best. One to play at my funeral. Together with 'Hallelujah' and 'Corpus Christi carol'. No need for much else. O.k., 'Last goodbye' as that is most appropriate, isn't it?
'Eternal life' after 'Corpus Christi carol' always comes as a bit as a shock. Again a highlight on this album filled with them. The song does not fit Jeff Buckley's voice completely. He has to force himself on the one end and go to deep on the other end. Still it makes a giant impression. Again all the right chord changes were found and some intricate arrangements written, which can mostly be credited to Karl Bergen.
In 'Dream brother' it all ends. Again this mix of a ballad, Led Zeppelin and all that defines Jeff Buckley. Sweetness combined with a tough edge, holding back and full release. 'Dream brother', the song that pointed to a future that never came.
Jeff Buckley perhaps would never have lived up to Grace. Probably it would have been too much to ask for. We will never know. What I do know is that with Grace he left behind a monument that will last forever. An album so good, that there isn't one that has surpassed it since. An album by a singer who left us behind, orphaned, but with everything to live for. A singer who can bring me to tears at the most unsuspecting moments. With an album that if you haven't bought it yet, ought to be on the top of your to do list.
Wo.
You can listen to 'Grace' here:
https://www.youtube.com/watch?v=A3adFWKE9JE
Tuesday, 26 August 2014
Invisible hour. Joe Henry
Kijk naar
het lijstje platen dat de Amerikaanse muzikant Joe Henry inmiddels op
zijn naam heeft staan en je kunt alleen maar concluderen dat het een
bijzonder indrukwekkend lijstje is.
Dit lijstje wordt alleen maar indrukwekkender wanneer je er het lijstje met de platen die Joe Henry de afgelopen 15 jaar produceerde aan toevoegt.
Henry maakte zelf prachtplaten als Short Man’s Room, Trampoline, Scar, Tiny Voices, Civilian en Blood From Stars en produceerde ook nog eens sleutelplaten van onder andere Aimee Mann, Solomon Burke, Bettye LaVette, Carolina Chocolate Drops, Ramblin' Jack Elliott, Elvis Costello, Over the Rhine en Lisa Hannigan.
Door zijn productiewerk lijkt Joe Henry wat minder actief als muzikant, maar dat valt eigenlijk erg mee. Invisible Hour is immers al weer de zesde plaat van Joe Henry in het huidige millennium en dat is een zeer acceptabele score.
De muziek van Joe Henry wordt vooralsnog in betrekkelijk kleine kring gewaardeerd en dat zal met Invisible Hour waarschijnlijk niet gaan veranderen. Dat is aan de ene kant jammer, want de platen van Joe Henry zijn van een opvallend hoog niveau. Aan de andere kant is het ook wel goed, want Joe Henry maakt niet alleen muziek van hoog niveau, maar ook muziek die geen concessies doet.
Invisible Hour is in alle opzichten een typische Joe Henry plaat. De songs op Invisible Hour zijn uiterst ingetogen, stemmig en vaak wat weemoedig. Joe Henry is in vocaal opzicht te omschrijven als een mix van Bob Dylan, Tom Waits, Elvis Costello, Van Morrisson en Randy Newman en ook in muzikaal opzicht zijn deze vijf namen relevant.
Ook op Invisible Hour maakt Joe Henry weer muziek met vooral invloeden uit de folk, hier en daar aangevuld met invloeden uit de blues, country, rock en jazz. Het kon in het verleden nog wel eens spoken op de platen van Joe Henry, maar zijn nieuwe plaat is vooral ingetogen. Akoestische gitaar en de steeds mooier wordende stem van Joe Henry staan centraal op de nieuwe plaat van de Amerikaan, maar zoals altijd wordt het sobere geluid vervolgens prachtig ingekleurd met andere instrumenten, waarvoor ook dit keer topmuzikanten als Jay Bellerose en Greg Leisz komen opdraven. Hiernaast maakt Henry’s zoon Levon indruk door prachtige blazers toe te voegen aan het fraaie geluid op Invisble Hour.
Joe Henry is op Invisible Hour naast muzikant ook verhalenverteller en hier neemt hij de tijd voor. Als een song bijna negen minuten moet duren om het hele verhaal te vertellen duurt deze song ook bijna negen minuten. Het zijn verhalen vol emotie die de mooie songs van Joe Henry voorzien van extra diepgang en glans.
Joe Henry maakt nog altijd muziek die tegenwoordig helaas veel te weinig meer wordt gemaakt. Het is muziek waarin alle ruimte is voor muzikaal en vocaal vakmanschap, maar emotie en zeggingskracht zijn minstens even belangrijk.
Zoals altijd moest ik in eerste instantie vooral wennen aan de nieuwe plaat van Joe Henry, maar langzaam maar zeker is het weer een trouwe metgezel geworden die het vooral laat op de avond uitstekend doet. Joe Henry wordt de laatste jaren vooral geprezen als producer, maar zijn eigen platen zijn minstens net zo goed, zo niet beter.
Erwin Zijleman
Je kunt hieronder naar 'Sign' luisteren:
https://www.youtube.com/watch?v=cRp1w8Zqr4g
Dit lijstje wordt alleen maar indrukwekkender wanneer je er het lijstje met de platen die Joe Henry de afgelopen 15 jaar produceerde aan toevoegt.
Henry maakte zelf prachtplaten als Short Man’s Room, Trampoline, Scar, Tiny Voices, Civilian en Blood From Stars en produceerde ook nog eens sleutelplaten van onder andere Aimee Mann, Solomon Burke, Bettye LaVette, Carolina Chocolate Drops, Ramblin' Jack Elliott, Elvis Costello, Over the Rhine en Lisa Hannigan.
Door zijn productiewerk lijkt Joe Henry wat minder actief als muzikant, maar dat valt eigenlijk erg mee. Invisible Hour is immers al weer de zesde plaat van Joe Henry in het huidige millennium en dat is een zeer acceptabele score.
De muziek van Joe Henry wordt vooralsnog in betrekkelijk kleine kring gewaardeerd en dat zal met Invisible Hour waarschijnlijk niet gaan veranderen. Dat is aan de ene kant jammer, want de platen van Joe Henry zijn van een opvallend hoog niveau. Aan de andere kant is het ook wel goed, want Joe Henry maakt niet alleen muziek van hoog niveau, maar ook muziek die geen concessies doet.
Invisible Hour is in alle opzichten een typische Joe Henry plaat. De songs op Invisible Hour zijn uiterst ingetogen, stemmig en vaak wat weemoedig. Joe Henry is in vocaal opzicht te omschrijven als een mix van Bob Dylan, Tom Waits, Elvis Costello, Van Morrisson en Randy Newman en ook in muzikaal opzicht zijn deze vijf namen relevant.
Ook op Invisible Hour maakt Joe Henry weer muziek met vooral invloeden uit de folk, hier en daar aangevuld met invloeden uit de blues, country, rock en jazz. Het kon in het verleden nog wel eens spoken op de platen van Joe Henry, maar zijn nieuwe plaat is vooral ingetogen. Akoestische gitaar en de steeds mooier wordende stem van Joe Henry staan centraal op de nieuwe plaat van de Amerikaan, maar zoals altijd wordt het sobere geluid vervolgens prachtig ingekleurd met andere instrumenten, waarvoor ook dit keer topmuzikanten als Jay Bellerose en Greg Leisz komen opdraven. Hiernaast maakt Henry’s zoon Levon indruk door prachtige blazers toe te voegen aan het fraaie geluid op Invisble Hour.
Joe Henry is op Invisible Hour naast muzikant ook verhalenverteller en hier neemt hij de tijd voor. Als een song bijna negen minuten moet duren om het hele verhaal te vertellen duurt deze song ook bijna negen minuten. Het zijn verhalen vol emotie die de mooie songs van Joe Henry voorzien van extra diepgang en glans.
Joe Henry maakt nog altijd muziek die tegenwoordig helaas veel te weinig meer wordt gemaakt. Het is muziek waarin alle ruimte is voor muzikaal en vocaal vakmanschap, maar emotie en zeggingskracht zijn minstens even belangrijk.
Zoals altijd moest ik in eerste instantie vooral wennen aan de nieuwe plaat van Joe Henry, maar langzaam maar zeker is het weer een trouwe metgezel geworden die het vooral laat op de avond uitstekend doet. Joe Henry wordt de laatste jaren vooral geprezen als producer, maar zijn eigen platen zijn minstens net zo goed, zo niet beter.
Erwin Zijleman
Je kunt hieronder naar 'Sign' luisteren:
https://www.youtube.com/watch?v=cRp1w8Zqr4g
Monday, 25 August 2014
Maggie Brown (2). Maggie Brown
Again it was Erwin Zijleman who put me on the trail of a new record when he published his post on Amsterdam band Maggie Brown. On the basis of his post I started listening and fell from one surprise straight into the other.
Maggie Brown starts like it composed 'Shine on you crazy diamond, part 10'. Atmospheric music with these layers of synth sounds and a mellow, mellow mood. Until indie guitar parts are added to the Pink Floyd sound. And this great sounding one oomph of the bass drum kicking in the first time. Ha, I Drove a Tank, I thought. The Antwerp based band did something like that on its debut album earlier this year. Maggie Brown takes it to another level though. My guess is that the band is familiar with 'Rivers & coastlines: The ride' by TMGS as well. Not so much musically, but in the way it creates a mood. The bands both approach this from the same angle. As if the mood to capture the listener comes first and then the song. I know it doesn't work this way and still the description comes very close.
'Alaska' is a beautiful, instrumental track opening Maggie Brown. A track that slowly melts into 'Because', where the atmosphere changes to an indie sort of ballad. And then singer Marcel Hulst opens his mouth for the first time. The third surprise presents itself. Caesar's singer Roald van Oosten has re-incarnated himself into Marcel Hulst. The same tone, intonations and strange accent in his English. After this there are so many different influences that come by, that there is hardly any need to really start calling out names. Just listen and form an opinion yourself. From subdued balladry, to tight indie rock. Maggie Brown is able to cook it up into it's mix and present the result with self-assurance and obvious pleasure. The third song is the absolute highlight of the album, 'Atlantic'. There is no way describing this song and doing it right. Sort of indie heaven and more, I guess.
The band is together since 2011. It is not hard to hear the progress that must have been made since. The inventive rhythms laid down by Pascal van Baren (drums) and Freek Broekhuijzen (bass) form a foundation over which the rest of the band can shape its sounds, blend them and shake them. Friso Schmid's keyboard contributions often sound mysterious. As if there's more than we get to hear on this record. Randy Derkhof's and Marcel Hulst's guitars weave in and out of each other. Mostly clear sounding. Arpeggiated patterns played over rhythm parts. Intricate playing without wizardry. Some strange, weird parts far off in the distance of the mix aside. Enough in there to play Maggie Brown again and again with always something new to discover.
It took me a while to start writing about this album. Not only to create some distance between the first post on this blog, but also to form in my mind the review that does right to this delicate but fantastic album. And, I find it extremely hard to write and listen to this album at the same time. Maggie Brown is too demanding, in an extremely positive way. This is an album to listen to intensely. In this way Maggie Brown is a demanding album. No half ways here. An album to do right to and it will do right by you in return.
I have already mentioned Caesar, the 90s and first half of the 00s Amsterdam indie rock band. It took me several albums to really start liking the band. Right up to its final album 'Caesar', that became my album of that year. Were all the albums of Caesar released to prepare me for Maggie Brown? No, there are too many differences. But still, I can't get the band out of my head since hearing Maggie Brown for the first time. From that point of reference Maggie Brown starts its own ride.
That ride takes the listener from one highlight to another. Although I will admit to that there are times when I'm just not in the mood for the soft focused indie songs. At that moments I need something different, louder. On all other days I'm just totally aurally satisfied. Maggie Brown is another band that can add itself to the list of fantastic releases from this country in 2014. A dream of a debut album, delicately crafted and intense.
After the sonic eruption of 'Vortex', an unsuspecting listener will take it for the end of the album, the ukulele driven 'New England' comes by. Another hint at Blaudzun? That may well be, but for that there are also too many differences to point at. What 'New England' does show is the diversity of Maggie Brown. The diversity in the details of this album. The details that make it such a delight to listen to.
Maggie Brown is an album to discover. If the band is able to set the same steps as Blaudzun has in the past five years, the band ought to grow into what it deserves to be. For now, what a talent. To cherish and listen. Again and again and again.
And, to finish it all off there is this beautiful cover by German artist Gerhard Richter, Seestück. Never ending sea and sky, like the never-ending beauty of opening song 'Alaska' and all that follows.
Wo.
You can listen to and buy Maggie Brown on the band's Bandcamp site.
http://maggiebrown.bandcamp.com/
Maggie Brown starts like it composed 'Shine on you crazy diamond, part 10'. Atmospheric music with these layers of synth sounds and a mellow, mellow mood. Until indie guitar parts are added to the Pink Floyd sound. And this great sounding one oomph of the bass drum kicking in the first time. Ha, I Drove a Tank, I thought. The Antwerp based band did something like that on its debut album earlier this year. Maggie Brown takes it to another level though. My guess is that the band is familiar with 'Rivers & coastlines: The ride' by TMGS as well. Not so much musically, but in the way it creates a mood. The bands both approach this from the same angle. As if the mood to capture the listener comes first and then the song. I know it doesn't work this way and still the description comes very close.
'Alaska' is a beautiful, instrumental track opening Maggie Brown. A track that slowly melts into 'Because', where the atmosphere changes to an indie sort of ballad. And then singer Marcel Hulst opens his mouth for the first time. The third surprise presents itself. Caesar's singer Roald van Oosten has re-incarnated himself into Marcel Hulst. The same tone, intonations and strange accent in his English. After this there are so many different influences that come by, that there is hardly any need to really start calling out names. Just listen and form an opinion yourself. From subdued balladry, to tight indie rock. Maggie Brown is able to cook it up into it's mix and present the result with self-assurance and obvious pleasure. The third song is the absolute highlight of the album, 'Atlantic'. There is no way describing this song and doing it right. Sort of indie heaven and more, I guess.
The band is together since 2011. It is not hard to hear the progress that must have been made since. The inventive rhythms laid down by Pascal van Baren (drums) and Freek Broekhuijzen (bass) form a foundation over which the rest of the band can shape its sounds, blend them and shake them. Friso Schmid's keyboard contributions often sound mysterious. As if there's more than we get to hear on this record. Randy Derkhof's and Marcel Hulst's guitars weave in and out of each other. Mostly clear sounding. Arpeggiated patterns played over rhythm parts. Intricate playing without wizardry. Some strange, weird parts far off in the distance of the mix aside. Enough in there to play Maggie Brown again and again with always something new to discover.
It took me a while to start writing about this album. Not only to create some distance between the first post on this blog, but also to form in my mind the review that does right to this delicate but fantastic album. And, I find it extremely hard to write and listen to this album at the same time. Maggie Brown is too demanding, in an extremely positive way. This is an album to listen to intensely. In this way Maggie Brown is a demanding album. No half ways here. An album to do right to and it will do right by you in return.
I have already mentioned Caesar, the 90s and first half of the 00s Amsterdam indie rock band. It took me several albums to really start liking the band. Right up to its final album 'Caesar', that became my album of that year. Were all the albums of Caesar released to prepare me for Maggie Brown? No, there are too many differences. But still, I can't get the band out of my head since hearing Maggie Brown for the first time. From that point of reference Maggie Brown starts its own ride.
That ride takes the listener from one highlight to another. Although I will admit to that there are times when I'm just not in the mood for the soft focused indie songs. At that moments I need something different, louder. On all other days I'm just totally aurally satisfied. Maggie Brown is another band that can add itself to the list of fantastic releases from this country in 2014. A dream of a debut album, delicately crafted and intense.
After the sonic eruption of 'Vortex', an unsuspecting listener will take it for the end of the album, the ukulele driven 'New England' comes by. Another hint at Blaudzun? That may well be, but for that there are also too many differences to point at. What 'New England' does show is the diversity of Maggie Brown. The diversity in the details of this album. The details that make it such a delight to listen to.
Maggie Brown is an album to discover. If the band is able to set the same steps as Blaudzun has in the past five years, the band ought to grow into what it deserves to be. For now, what a talent. To cherish and listen. Again and again and again.
And, to finish it all off there is this beautiful cover by German artist Gerhard Richter, Seestück. Never ending sea and sky, like the never-ending beauty of opening song 'Alaska' and all that follows.
Wo.
You can listen to and buy Maggie Brown on the band's Bandcamp site.
http://maggiebrown.bandcamp.com/
Sunday, 24 August 2014
Saturday, 23 August 2014
Ashes & tangerines. Clara Engel
Clara Engel
is een Canadese singer-songwriter, die inmiddels al een jaar of negen
respect afdwingt door op totaal onafhankelijke wijze muziek te maken.
De uit Toronto afkomstige muzikante brengt haar eigen platen uit en promoot deze ook zelf. Het heeft inmiddels een handvol platen opgeleverd, die allemaal zeer de moeite waard zijn, maar die helaas niet de aandacht kregen die ze verdienden en nog altijd verdienen.
De laatste jaren profiteert Clara Engel van de kracht en flexibiliteit van het bandcamp platform en het is ook op bandcamp waar ik twee jaar geleden voor het eerst kennis maakte met haar muziek. The Lovebird’s Throat EP smaakte twee jaar geleden naar veel meer en dat meer is er nu in de vorm van Ashes & Tangerines.
Clara Engel kiest in logistiek opzicht haar eigen weg, maar ook haar muziek is eigenzinnig. Dat hoor je direct in de openingstrack Raven. De instrumentatie bestaat in eerste instantie uit één eenvoudig en donker gitaarakkoord, waarna de indringende stem van Clara Engel zorgt voor de betovering. Clara Engel maakt intense muziek die wel wat doet denken aan PJ Harvey in haar meest indringende dagen en misschien nog wel meer aan Patti Smith. Net als Patti Smith kan Clara Engel haar teksten voordragen als gedichten en ze op hetzelfde moment uitspuwen als politieke pamfletten.
Ashes & Tangerines werd met bescheiden middelen en in nog geen twee dagen opgenomen, maar dat hoor je er absoluut niet aan af. Clara Engel kiest op deze plaat voor een sobere en tegelijkertijd overweldigende instrumentatie. Naast gitaar en piano spelen blazers een belangrijke rol in deze instrumentatie, maar het zijn blazers die op geheel eigen wijze worden ingezet. In de meeste gevallen creëren deze blazers een donkere onderlaag, waarop de krachtige en veelzijdige stem van Clara Engel uitstekend gedijt.
Door de donkere onderlaag heeft de muziek van Clara Engel een bijna beklemmend effect, maar de songs van de Canadese singer-songwriter zijn ook van grote schoonheid. Clara Engel kan in vocaal opzicht klinken als PJ Harvey en Patti Smith, maar ze kan nog veel meer. Door haar grote bereik en haar veelkleurige stem, klinkt Ashes & Tangerines steeds weer net iets anders, al blijven haar songs in eerste instantie altijd stemmig, ingetogen, indringend, urgent en indrukwekkend.
Clara Engel heeft op Ashes & Tangerines veel aandacht besteed aan de bijzondere en vaak opvallend mooie instrumentatie, maar uiteindelijk trekken haar stem, de krachtige songs en de mooie teksten nog meer aandacht.
Net als je denkt dat Clara Engel zich concentreert op ingetogen en soms bijna pastorale songs, verrast ze met een meer opzwepende song met mannelijke gastvocalen en wat meer uitgesproken gitaren en dringt de vergelijking met zowel Nick Cave als Tom Waits zich op. Wanneer aan het eind van de plaat ook nog een compleet koor opduikt hoor ik veel van This Mortal Coil en soortgenoten, al houdt de muziek van Clara Engel altijd iets unieks en eigens.
Het is een fraai rijtje namen dat opduikt bij Ashes & Tangerines van Clara Engel en het zal dan ook duidelijk zijn dat deze eigenzinnige muzikante veel meer aandacht verdient dan ze tot dusver krijgt. Snel naar bandcamp dus. Daar krijg je zeker geen spijt van.
Erwin Zijleman
De platen van Clara Engel liggen niet in de winkel, maar kunnen allemaal worden aangeschaft via haar bandcamp pagina (http://claraengel.bandcamp.com). Een aantal voor een spotprijs. Ashes & Tangerines vind je hier: http://claraengel.bandcamp.com/album/ashes-tangerines. Steun deze bijzonder muzikante!
De uit Toronto afkomstige muzikante brengt haar eigen platen uit en promoot deze ook zelf. Het heeft inmiddels een handvol platen opgeleverd, die allemaal zeer de moeite waard zijn, maar die helaas niet de aandacht kregen die ze verdienden en nog altijd verdienen.
De laatste jaren profiteert Clara Engel van de kracht en flexibiliteit van het bandcamp platform en het is ook op bandcamp waar ik twee jaar geleden voor het eerst kennis maakte met haar muziek. The Lovebird’s Throat EP smaakte twee jaar geleden naar veel meer en dat meer is er nu in de vorm van Ashes & Tangerines.
Clara Engel kiest in logistiek opzicht haar eigen weg, maar ook haar muziek is eigenzinnig. Dat hoor je direct in de openingstrack Raven. De instrumentatie bestaat in eerste instantie uit één eenvoudig en donker gitaarakkoord, waarna de indringende stem van Clara Engel zorgt voor de betovering. Clara Engel maakt intense muziek die wel wat doet denken aan PJ Harvey in haar meest indringende dagen en misschien nog wel meer aan Patti Smith. Net als Patti Smith kan Clara Engel haar teksten voordragen als gedichten en ze op hetzelfde moment uitspuwen als politieke pamfletten.
Ashes & Tangerines werd met bescheiden middelen en in nog geen twee dagen opgenomen, maar dat hoor je er absoluut niet aan af. Clara Engel kiest op deze plaat voor een sobere en tegelijkertijd overweldigende instrumentatie. Naast gitaar en piano spelen blazers een belangrijke rol in deze instrumentatie, maar het zijn blazers die op geheel eigen wijze worden ingezet. In de meeste gevallen creëren deze blazers een donkere onderlaag, waarop de krachtige en veelzijdige stem van Clara Engel uitstekend gedijt.
Door de donkere onderlaag heeft de muziek van Clara Engel een bijna beklemmend effect, maar de songs van de Canadese singer-songwriter zijn ook van grote schoonheid. Clara Engel kan in vocaal opzicht klinken als PJ Harvey en Patti Smith, maar ze kan nog veel meer. Door haar grote bereik en haar veelkleurige stem, klinkt Ashes & Tangerines steeds weer net iets anders, al blijven haar songs in eerste instantie altijd stemmig, ingetogen, indringend, urgent en indrukwekkend.
Clara Engel heeft op Ashes & Tangerines veel aandacht besteed aan de bijzondere en vaak opvallend mooie instrumentatie, maar uiteindelijk trekken haar stem, de krachtige songs en de mooie teksten nog meer aandacht.
Net als je denkt dat Clara Engel zich concentreert op ingetogen en soms bijna pastorale songs, verrast ze met een meer opzwepende song met mannelijke gastvocalen en wat meer uitgesproken gitaren en dringt de vergelijking met zowel Nick Cave als Tom Waits zich op. Wanneer aan het eind van de plaat ook nog een compleet koor opduikt hoor ik veel van This Mortal Coil en soortgenoten, al houdt de muziek van Clara Engel altijd iets unieks en eigens.
Het is een fraai rijtje namen dat opduikt bij Ashes & Tangerines van Clara Engel en het zal dan ook duidelijk zijn dat deze eigenzinnige muzikante veel meer aandacht verdient dan ze tot dusver krijgt. Snel naar bandcamp dus. Daar krijg je zeker geen spijt van.
Erwin Zijleman
De platen van Clara Engel liggen niet in de winkel, maar kunnen allemaal worden aangeschaft via haar bandcamp pagina (http://claraengel.bandcamp.com). Een aantal voor een spotprijs. Ashes & Tangerines vind je hier: http://claraengel.bandcamp.com/album/ashes-tangerines. Steun deze bijzonder muzikante!
Thursday, 21 August 2014
I. Thisell
In de zomer
van 2010 besluit de Zweedse singer-songwriter Peter Thisell om met een
aantal bevriende muzikanten een plaat op te nemen. De muzikanten
strijken, samen met vrienden, kinderen en huisdieren, neer in een leeg
schoolgebouw in Lur, in het bosrijke zuiden van Zweden.
Het is een prachtige zomer. Zweden is groener dan groen, de dagen zijn zonnig en lang, de avonden loom en broeierig. Het klinkt als een hele mooie vakantie, maar er wordt ook hard gewerkt door Peter Thisell en zijn muzikale vrienden. De songs voor de plaat krijgen stuk voor stuk vorm, worden geperfectioneerd en vervolgens live opgenomen in de tot een studio omgebouwde school.
Aan het einde van de zomer van 2010 is er uiteindelijk genoeg materiaal voor een plaat. Het is een mooi verhaal dat een minstens even mooi vervolg had verdiend, maar het loopt helaas anders. Geen enkele platenmaatschappij ziet brood in een plaat vol Zweedse Americana, waardoor het debuut van Thisell bijna vier jaar lang slechts in zeer kleine kring te krijgen is (sinds vorig jaar al wel op LP).
Sinds kort is I van Thisell gelukkig overal verkrijgbaar en kunnen we alsnog genieten van het moois dat in de zomer van 2010 werd opgenomen in Lur. En genieten is het. Het debuut van Thisell staat vol met lome en licht weemoedige Americana. Americana zoals deze in de Verenigde Staten al twee decennia wordt gemaakt, maar dan voorzien van een Zweeds tintje.
Bij beluistering van het debuut van Thisell hoor je goed dat de band rond Peter Thisell eindeloos heeft geëxperimenteerd met de instrumentatie en arrangementen voor de verschillende songs en deze steeds verder heeft geperfectioneerd. Alles klinkt even mooi en trefzeker, waardoor I van Thisell de concurrentie met vrijwel alle andere platen in het genre aan kan.
Persoonlijk ben ik misschien nog wel het meest te spreken over de bijzonder fraaie wijze waarop de viool (van Karin Wiberg) wordt ingezet in het geluid van Thisell, maar ook de rest van de instrumentatie (met toch ook een glansrol voor de accordeon van David Odlöw) is dik in orde.
Het levert een redelijk sober, maar buitengewoon stemmig en smaakvol geluid op, dat prachtig past bij de mooie en emotievolle stem van Peter Thisell (hier en daar hoor ik wat van Neil Young en van My Morning Jacket) en zijn songs die vooral invloeden uit de folk en (alt-)country laten horen. Het zijn ingetogen en vaak wat weemoedige songs, waarin zo heel af en toe de Zweedse voorkeur voor perfecte popliedjes opduikt. Het doet me meer dan eens denken aan de beste platen van The Jayhawks, al heeft Thisell met name door de prominent aanwezige viool en de opvallende zang een duidelijk eigen geluid.
Het is een geluid dat maar blijft groeien en bloeien. Het is ook een geluid dat het waarschijnlijk het best doet op een regenachtige zondagochtend, al hoor je toch ook wel wat van de Zweedse zomer van 2010 terug in de muziek van Thisell.
Wat mij betreft brengen Peter Thisell en zijn muzikale medestanders ook deze zomer weer door in de oude school in Lur. Op II wil ik echter geen vier jaar wachten; daarvoor is de muziek van Thisell echt veel te mooi en bijzonder.
Erwin Zijleman
Je kunt hier luisteren naar 'Towards the warmth of life':
https://www.youtube.com/watch?v=XMFHzNHplcU
Het is een prachtige zomer. Zweden is groener dan groen, de dagen zijn zonnig en lang, de avonden loom en broeierig. Het klinkt als een hele mooie vakantie, maar er wordt ook hard gewerkt door Peter Thisell en zijn muzikale vrienden. De songs voor de plaat krijgen stuk voor stuk vorm, worden geperfectioneerd en vervolgens live opgenomen in de tot een studio omgebouwde school.
Aan het einde van de zomer van 2010 is er uiteindelijk genoeg materiaal voor een plaat. Het is een mooi verhaal dat een minstens even mooi vervolg had verdiend, maar het loopt helaas anders. Geen enkele platenmaatschappij ziet brood in een plaat vol Zweedse Americana, waardoor het debuut van Thisell bijna vier jaar lang slechts in zeer kleine kring te krijgen is (sinds vorig jaar al wel op LP).
Sinds kort is I van Thisell gelukkig overal verkrijgbaar en kunnen we alsnog genieten van het moois dat in de zomer van 2010 werd opgenomen in Lur. En genieten is het. Het debuut van Thisell staat vol met lome en licht weemoedige Americana. Americana zoals deze in de Verenigde Staten al twee decennia wordt gemaakt, maar dan voorzien van een Zweeds tintje.
Bij beluistering van het debuut van Thisell hoor je goed dat de band rond Peter Thisell eindeloos heeft geëxperimenteerd met de instrumentatie en arrangementen voor de verschillende songs en deze steeds verder heeft geperfectioneerd. Alles klinkt even mooi en trefzeker, waardoor I van Thisell de concurrentie met vrijwel alle andere platen in het genre aan kan.
Persoonlijk ben ik misschien nog wel het meest te spreken over de bijzonder fraaie wijze waarop de viool (van Karin Wiberg) wordt ingezet in het geluid van Thisell, maar ook de rest van de instrumentatie (met toch ook een glansrol voor de accordeon van David Odlöw) is dik in orde.
Het levert een redelijk sober, maar buitengewoon stemmig en smaakvol geluid op, dat prachtig past bij de mooie en emotievolle stem van Peter Thisell (hier en daar hoor ik wat van Neil Young en van My Morning Jacket) en zijn songs die vooral invloeden uit de folk en (alt-)country laten horen. Het zijn ingetogen en vaak wat weemoedige songs, waarin zo heel af en toe de Zweedse voorkeur voor perfecte popliedjes opduikt. Het doet me meer dan eens denken aan de beste platen van The Jayhawks, al heeft Thisell met name door de prominent aanwezige viool en de opvallende zang een duidelijk eigen geluid.
Het is een geluid dat maar blijft groeien en bloeien. Het is ook een geluid dat het waarschijnlijk het best doet op een regenachtige zondagochtend, al hoor je toch ook wel wat van de Zweedse zomer van 2010 terug in de muziek van Thisell.
Wat mij betreft brengen Peter Thisell en zijn muzikale medestanders ook deze zomer weer door in de oude school in Lur. Op II wil ik echter geen vier jaar wachten; daarvoor is de muziek van Thisell echt veel te mooi en bijzonder.
Erwin Zijleman
Je kunt hier luisteren naar 'Towards the warmth of life':
https://www.youtube.com/watch?v=XMFHzNHplcU
Wednesday, 20 August 2014
Tuesday, 19 August 2014
Everyday robots. Damon Albarn
Damon Albarn
wordt door flink wat muziekliefhebbers gezien als een muzikaal genie,
maar zelf heb ik tot dusver maar heel weinig met de muziek van de Brit.
Kiezen tussen Blur en Oasis vond ik altijd een bijzonder makkelijke opgave (een handjevol aardige songs versus een aantal onbetwiste klassiekers), in de muziek van het zo bejubelde Gorillaz hoorde ik helemaal niets en ‘supergroepen’ The Good, The Bad & The Queen en Rocketjuice & The Moon werden wat mij betreft zwaar overschat.
Damon Albarn’s solodebuut Mali Music was wel aardig, maar Albarn was zeker niet de eerste die de muzikale rijkdom van Mali ontdekte en was daarom lang niet zo vernieuwend als door nogal wat recensenten werd gesuggereerd.
Aan Albarn’s opera ben ik twee jaar geleden niet eens begonnen en ik had daarom ook geen enkele verwachting met betrekking tot Everyday Robots. Dit blijkt echter een fantastische plaat die me in een paar dagen tijd volledig heeft betoverd.
Op Everyday Robots manifesteert Damon Albarn zich als een briljant songwriter, die zomaar in de voetsporen kan treden van de groten uit de jaren 60, 70 en 80. Everyday Robots blinkt uit door geweldige popliedjes van een niveau dat Albarn wat mij betreft met Blur nooit heeft gehaald. Het zijn klassiek aandoende popliedjes die je na één keer horen voorgoed in het geheugen hebt opgeslagen, maar het zijn ook popliedjes die vol verrassende wendingen zitten.
Damon Albarn verkende de afgelopen decennia de meest uiteenlopende muzikale uithoeken, maar op Everyday Robots valt alles op zijn plaats. Veel songs op Everyday Robots beginnen bij de muziek van Blur, die voor een belangrijk deel schatplichtig was aan die van The Kinks en The Jam. Deze songs zijn vervolgens voorzien van bijzondere accenten, die variëren van een piepende viool tot doeltreffende samples.
Everyday Robots is een vooral ingetogen plaat, waarop Damon Albarn niet alleen als songwriter, maar ook als zanger meer overtuigt dan ooit. Everyday Robots bevat volop flarden uit het verleden, die in een aantal gevallen verder terug gaan dan de inspiratiebronnen van Blur en raken aan de Britse crooners uit de jaren 50, maar het is ook een plaat die stevig verankerd is in het heden. Enerzijds door de bijzondere instrumentatie en de gloedvolle productie (van Richard Russell, met wie Albarn twee jaar geleden de prima comback plaat van soulzanger Bobby Womack, The Bravest Man In the Universe, produceerde) en anderzijds door de vele invloeden die Albarn in zijn muziek heeft verwerkt.
Het zijn voor een belangrijk deel invloeden uit de rijke geschiedenis van de Britse rockmuziek, maar ook de invloeden die Albarn verwerkte in de muziek die hij in zijn leven na Blur maakte, hebben een plekje gekregen in de muziek op Everyday Robots, inclusief bijna klassieke invloeden en invloeden uit de Afrikaanse muziek. De unieke klanken van Brian Eno zijn de kers op de taart.
Everyday Robots is een plaat die in één adem mag worden genoemd met de klassiekers van met name Ian Dury en Paul Weller, maar ik hoor ook veel van Elbow en zo kan ik nog wel wat grote namen noemen.
Uiteindelijk gaan alle credits echter naar Damon Albarn. Albarn heeft een plaat afgeleverd met geweldige songs vol verrassingen en ook nog eens de nodige persoonlijke en emotionele diepgang (zijn verslavingen uit het verleden staan centraal op de plaat). Ik was zoals gezegd nooit zo’n fan van Damon Albarn, maar deze plaat is echt geweldig. Het is nog vroeg, maar deze schrijf ik alvast op voor de jaarlijstjes.
Erwin Zijleman
Via deze link kun je luisteren naar de titelsong:
https://www.youtube.com/watch?v=rjbiUj-FD-o
Kiezen tussen Blur en Oasis vond ik altijd een bijzonder makkelijke opgave (een handjevol aardige songs versus een aantal onbetwiste klassiekers), in de muziek van het zo bejubelde Gorillaz hoorde ik helemaal niets en ‘supergroepen’ The Good, The Bad & The Queen en Rocketjuice & The Moon werden wat mij betreft zwaar overschat.
Damon Albarn’s solodebuut Mali Music was wel aardig, maar Albarn was zeker niet de eerste die de muzikale rijkdom van Mali ontdekte en was daarom lang niet zo vernieuwend als door nogal wat recensenten werd gesuggereerd.
Aan Albarn’s opera ben ik twee jaar geleden niet eens begonnen en ik had daarom ook geen enkele verwachting met betrekking tot Everyday Robots. Dit blijkt echter een fantastische plaat die me in een paar dagen tijd volledig heeft betoverd.
Op Everyday Robots manifesteert Damon Albarn zich als een briljant songwriter, die zomaar in de voetsporen kan treden van de groten uit de jaren 60, 70 en 80. Everyday Robots blinkt uit door geweldige popliedjes van een niveau dat Albarn wat mij betreft met Blur nooit heeft gehaald. Het zijn klassiek aandoende popliedjes die je na één keer horen voorgoed in het geheugen hebt opgeslagen, maar het zijn ook popliedjes die vol verrassende wendingen zitten.
Damon Albarn verkende de afgelopen decennia de meest uiteenlopende muzikale uithoeken, maar op Everyday Robots valt alles op zijn plaats. Veel songs op Everyday Robots beginnen bij de muziek van Blur, die voor een belangrijk deel schatplichtig was aan die van The Kinks en The Jam. Deze songs zijn vervolgens voorzien van bijzondere accenten, die variëren van een piepende viool tot doeltreffende samples.
Everyday Robots is een vooral ingetogen plaat, waarop Damon Albarn niet alleen als songwriter, maar ook als zanger meer overtuigt dan ooit. Everyday Robots bevat volop flarden uit het verleden, die in een aantal gevallen verder terug gaan dan de inspiratiebronnen van Blur en raken aan de Britse crooners uit de jaren 50, maar het is ook een plaat die stevig verankerd is in het heden. Enerzijds door de bijzondere instrumentatie en de gloedvolle productie (van Richard Russell, met wie Albarn twee jaar geleden de prima comback plaat van soulzanger Bobby Womack, The Bravest Man In the Universe, produceerde) en anderzijds door de vele invloeden die Albarn in zijn muziek heeft verwerkt.
Het zijn voor een belangrijk deel invloeden uit de rijke geschiedenis van de Britse rockmuziek, maar ook de invloeden die Albarn verwerkte in de muziek die hij in zijn leven na Blur maakte, hebben een plekje gekregen in de muziek op Everyday Robots, inclusief bijna klassieke invloeden en invloeden uit de Afrikaanse muziek. De unieke klanken van Brian Eno zijn de kers op de taart.
Everyday Robots is een plaat die in één adem mag worden genoemd met de klassiekers van met name Ian Dury en Paul Weller, maar ik hoor ook veel van Elbow en zo kan ik nog wel wat grote namen noemen.
Uiteindelijk gaan alle credits echter naar Damon Albarn. Albarn heeft een plaat afgeleverd met geweldige songs vol verrassingen en ook nog eens de nodige persoonlijke en emotionele diepgang (zijn verslavingen uit het verleden staan centraal op de plaat). Ik was zoals gezegd nooit zo’n fan van Damon Albarn, maar deze plaat is echt geweldig. Het is nog vroeg, maar deze schrijf ik alvast op voor de jaarlijstjes.
Erwin Zijleman
Via deze link kun je luisteren naar de titelsong:
https://www.youtube.com/watch?v=rjbiUj-FD-o
Monday, 18 August 2014
Life among the savages. Papercuts
A rather weird cover this cd has. Something that may pop up in a museum, that I would pass by pretty soon. Not my cup of tea. It may well be a cut up with gouache paint though. In that case the cover goes well with the band name. What also goes well with it, is the music. No bright colours on the cover, no bright notes on the album. Everything sounds rather subdued. Well played, but as if under clouds, like sounds coming to me in through a thick fog.
Papercuts is an American indie pop, shoegaze, dreampop band around singer-songwriter Jason Robert Quever. Although Life among the saveges is my first exposure to Papercuts, the band is around since the very start of this century and releases albums since 2004. This is its fifth, following 2011's 'Fading parade'. The other members do not seem to be overly important, according to Wikipedia, what is somewhat contradicted by the fact that the line up is the same since 2008, when the band starting touring regularly. So here they are anyway: Graham Hill on drums, Frankie Koeller on bass and David Enos on keyboard and guitar. That Enos is not just there for the heck of it, is shown in 'Easter morning' where the piano enlivens the song not just a little. The piano is distinctive in several songs. In 'Easter morning' it carries the whole song with its repetitive chord progression.
As I wrote, the songs on Life among the savages are not exactly jumping from joy. As such the band reminds me of the U.K. Sophia and (the band) Spain. Also all sorts of things U.K. from the 80s come to mind, that sang holding back. Serious songs that aim for being just a little bit more. Songs that want to make a lasting impression without pushing or trying to hard. That is a dangerous way to make music. Someone not paying attention won't even notice the album come by. Live it may be very difficult to keep attention of listeners. To be honest, I don't ever see myself go to a show of Papercuts, although if they ever were to play the Q-Bus, I may just make an exception. The audience there just shuts up and listens. (Hans, are you paying attention!)
Those that do pay attention may just be surprised at the levels of elementary musicianship on display here. Quever sings with his highish, soft voice over songs that are played without too much embellishments. Listen closely and you might find extra instruments and sounds in there. Except for the piano it is seldom prominent. All part of the tightly packed sound. A massive, soft sound is what Papercuts gives us. Phil Spector's orchestra playing at half volume and strength. Something like that, yes.
Life among savages is an album that made an impression on me fast. At the same time I'm seriously wondering whether I will ever sing out loud to one of these songs. That answer is probably no. For the rest the album sits rather well with me it does.
Wo.
You can listen to title track 'Life among the savages' here.
Papercuts is an American indie pop, shoegaze, dreampop band around singer-songwriter Jason Robert Quever. Although Life among the saveges is my first exposure to Papercuts, the band is around since the very start of this century and releases albums since 2004. This is its fifth, following 2011's 'Fading parade'. The other members do not seem to be overly important, according to Wikipedia, what is somewhat contradicted by the fact that the line up is the same since 2008, when the band starting touring regularly. So here they are anyway: Graham Hill on drums, Frankie Koeller on bass and David Enos on keyboard and guitar. That Enos is not just there for the heck of it, is shown in 'Easter morning' where the piano enlivens the song not just a little. The piano is distinctive in several songs. In 'Easter morning' it carries the whole song with its repetitive chord progression.
As I wrote, the songs on Life among the savages are not exactly jumping from joy. As such the band reminds me of the U.K. Sophia and (the band) Spain. Also all sorts of things U.K. from the 80s come to mind, that sang holding back. Serious songs that aim for being just a little bit more. Songs that want to make a lasting impression without pushing or trying to hard. That is a dangerous way to make music. Someone not paying attention won't even notice the album come by. Live it may be very difficult to keep attention of listeners. To be honest, I don't ever see myself go to a show of Papercuts, although if they ever were to play the Q-Bus, I may just make an exception. The audience there just shuts up and listens. (Hans, are you paying attention!)
Those that do pay attention may just be surprised at the levels of elementary musicianship on display here. Quever sings with his highish, soft voice over songs that are played without too much embellishments. Listen closely and you might find extra instruments and sounds in there. Except for the piano it is seldom prominent. All part of the tightly packed sound. A massive, soft sound is what Papercuts gives us. Phil Spector's orchestra playing at half volume and strength. Something like that, yes.
Life among savages is an album that made an impression on me fast. At the same time I'm seriously wondering whether I will ever sing out loud to one of these songs. That answer is probably no. For the rest the album sits rather well with me it does.
Wo.
You can listen to title track 'Life among the savages' here.
Sunday, 17 August 2014
Kairos August 7 2014
Follow the link to the most recent Kairos, broadcast on August 7: http://bit.ly/1oyT7Df
You'll hear several tracks from the album 'Whelm' by Douglas Dare. Also you can enjoy ambient, soundscapes, minimal music, classical and neo-classical music as well as 20th century contemporary music and Russian-Othodox religious music. And... one of the mysterious intriguing and heartbreaking 'Disintegration Loops' by William Basinski (http://pitchfork.com/reviews/albums/17064-the-disintegration-loops/).
Kairos, a meditation to contemporary music.
.No
Playlist Kairos 7 August 2014
You'll hear several tracks from the album 'Whelm' by Douglas Dare. Also you can enjoy ambient, soundscapes, minimal music, classical and neo-classical music as well as 20th century contemporary music and Russian-Othodox religious music. And... one of the mysterious intriguing and heartbreaking 'Disintegration Loops' by William Basinski (http://pitchfork.com/reviews/albums/17064-the-disintegration-loops/).
Kairos, a meditation to contemporary music.
.No
Playlist Kairos 7 August 2014
00:14 Douglas
Dare.
London ’s Rose.
4:37. Douglas Dare, zang en piano; Fabian Prynn, percussie; Ross Moore, brass. Erased Tapes Records ERATP 057CD.
04:51 P.I.
Tchaikovsky. Holy God (Sviatii Bozhe). 3:14. Neophyte of
Rila Chamber Ensemble; Dimiter
Karagyozov, dirigent. Astoria 90030.
08:06 Douglas
Dare.
Whelm. 1.01. Douglas Dare, piano. Erased Tapes Records ERATP 057CD.
09:08 Paul Glazier. Brain Space. 2:57. Paul Glazier, tape & computer. CD uitgegeven in eigen beheer. Verkrijgbaar
via Paulglazier.com of cdbaby.com.
11:58 Anoniem. Troisième Antienne. 2 :40. Chorale Sofia, Dimitre Rouskov,
dirigent. Harmonia Munid HMC 90641.
13:11 Douglas
Dare.
Caroline. 4:08. Douglas Dare, zang
en piano; Fabian Prynn, percussie. Erased Tapes Records ERATP 057CD.
17:29 Malcolm
Pardon en Peder Mannerfelt. Idle hands. Roll the Dice (Malcolm Pardon en Peder
Mannerfelt), elektronica. BAY 79CDP.
20:08 Federico Mompou. XVI Calme, uit Música Callada, 2me
cahier. 2:24. Marcel Worms, piano. ZEFIR ZEF9609.
22:07 Adam
Wiltzie & Brian McBride. Dungtitled (In A Major). 5:54. Stars of the Lid. Kranky Krank 100.
27:41 Ben Lukas Boysen. To nature. 4:06. Ben
Lukas Boysen, piano, cello, tape, elektronica; Vic Bondy, gitaar, bas, percussie. Hymen Records ¥807.
31:07 Alhaji
Bai Konte. Alhaji Bamba Bojang. 2:57. Alhaji Bai Konte, kora.
(Bewerkt door Wino Penris.) Rounder CD5001.
33:39 William
Basinski. dlp 2.1 uit The Disintegration Loops. 10:50. William Basinski, tape & computer. Musex International (bmi) 2062 (2013 Temporary Residence reissue).
43:14 Douglas
Dare.
Repeat. 5:32. Douglas Dare, zang en
piano; Fabian Prynn, percussie,
brass. Erased Tapes Records ERATP 057CD.
48:48 Francis
Poulenc.
O quam tristis (uit Stabat Mater). 3.07. Chœur
Régional Vittoria d’Ile-de –France, Danielle Borst (sopraan), Eric Lebrun (orgel) Orchestre de la Cité ,
Marc Viellefon (viool). Dirigent : Michel Piquemal. Naxos 8.553176.
51:41 Taylor Deupree. Rusted Oak. 9:38. Taylor
Deupree. 12K1060
Saturday, 16 August 2014
Wine dark sea. Jolie Holland
Jolie
Holland formeerde ooit de Canadese band The Be Good Tanyas, maar stapte
op voordat het trio wereldwijd werd onthaald als een rootssensatie. Daar
hoeven we achteraf bezien niet om te treuren, want waar The Be Good
Tanyas door stevig tikkende biologische klokken nauwelijks platen
maakte, heeft Jolie Holland inmiddels een aardig stapeltje platen op
haar naam staan. En het is ook nog eens een stapeltje hele goede platen.
Niemand minder dan Tom Waits gaf de solocarrière van Jolie Holland ooit een flinke zet in de goede richting en haalde haar vervolgens binnen bij het prestigieuze ANTI label. Diezelfde Tom Waits duikt nu nadrukkelijk op als, toch wel wat onverwacht vergelijkingsmateriaal bij beluistering van Jolie Holland’s nieuwe plaat Wine Dark Sea.
In de openingstrack gieren de gitaren, beuken de drums en neemt een gruizige onderlaag bezit van de speakers. In diezelfde openingstrack schuurt en piept de stem van Jolie Holland en lijkt het vrouwelijke equivalent van Tom Waits geboren. NoDepression.com omschrijft het overigens als “Hank Williams got together with Velvet Underground” en ook dat is een mooie en relevante omschrijving.
Het is een openingstrack die aankomt als de bekende mokerslag, zodat het goed nieuws is dat de luisteraar in de tweede track even mag bij komen. Dat duurt niet lang, want ook in een traditioneel aandoende pianoballad wordt al snel naar een climax toegewerkt, beginnen de gitaren weer te ronken en stijgt de temperatuur binnen een paar minuten met enkele graden.
Wine Dark Sea is zelfs voor Jolie Holland begrippen een buitengewoon rauwe en ongepolijste plaat. Dit met name door het gruizige en bij vlagen snoeiharde gitaarwerk, maar ook de productie en de uit duizenden herkenbare en waarschijnlijk niet voor iedereen aangename vocalen op de plaat dragen bij aan de donkere en vaak zelfs wat grimmige sfeer op Wine Dark Sea.
De plaat klinkt anders dan het vroege werk van Jolie Holland, maar is toch een typische Jolie Holland plaat, die hier en daar ook wel haakjes heeft naar de oude platen van de Texaanse singer-songwriter.
Jolie Holland kiest nooit voor de makkelijkste weg en verwerkt op geheel eigen wijze invloeden uit meerdere decennia Amerikaanse rootsmuziek. Dat varieert nog altijd van nachtclub jazz tot traditionele country en van indringende folk tot soulvolle blues, maar dit keer voegt Jolie Holland er zoals gezegd zompige en aardedonkere rockmuziek aan toe.
Hoe hard de gitaren ook tekeer gaan, Jolie Holland blijft een rootsmuzikanten die de tradities van de verschillende genres eert en altijd mooie en indringende verhalen vertelt. Zelf hou ik wel van het wat stevigere werk, maar ook liefhebbers van meer ingetogen rootssongs zullen Wine Dark Sea uiteindelijk weten te waarderen.
Persoonlijk ben ik inmiddels al heel wat dagen diep onder de indruk van deze plaat. Jolie Holland wist zich in haar oeuvre altijd al te vernieuwen, maar zet nu een aantal flinke stappen in de richting van een volstrekt uniek geluid. Het is een geluid dat confronteert en hier en daar zelfs bang maakt, maar op een gegeven moment heeft de plaat je bij je strot en is er aan ontkomen onmogelijk.
Jolie Holland opereert ondanks een aantal fantastische platen altijd nog wat in de marge, maar verdient zo langzamerhand een standbeeld. Of op zijn minst erkenning als grootheid in het genre, precies zoals Tom Waits al weer heel wat jaren geleden voorspelde.
Erwin Zijleman
Hier is de link naar 'Waiting for the sun'. https://www.youtube.com/watch?v=fGckxdZWKms
Niemand minder dan Tom Waits gaf de solocarrière van Jolie Holland ooit een flinke zet in de goede richting en haalde haar vervolgens binnen bij het prestigieuze ANTI label. Diezelfde Tom Waits duikt nu nadrukkelijk op als, toch wel wat onverwacht vergelijkingsmateriaal bij beluistering van Jolie Holland’s nieuwe plaat Wine Dark Sea.
In de openingstrack gieren de gitaren, beuken de drums en neemt een gruizige onderlaag bezit van de speakers. In diezelfde openingstrack schuurt en piept de stem van Jolie Holland en lijkt het vrouwelijke equivalent van Tom Waits geboren. NoDepression.com omschrijft het overigens als “Hank Williams got together with Velvet Underground” en ook dat is een mooie en relevante omschrijving.
Het is een openingstrack die aankomt als de bekende mokerslag, zodat het goed nieuws is dat de luisteraar in de tweede track even mag bij komen. Dat duurt niet lang, want ook in een traditioneel aandoende pianoballad wordt al snel naar een climax toegewerkt, beginnen de gitaren weer te ronken en stijgt de temperatuur binnen een paar minuten met enkele graden.
Wine Dark Sea is zelfs voor Jolie Holland begrippen een buitengewoon rauwe en ongepolijste plaat. Dit met name door het gruizige en bij vlagen snoeiharde gitaarwerk, maar ook de productie en de uit duizenden herkenbare en waarschijnlijk niet voor iedereen aangename vocalen op de plaat dragen bij aan de donkere en vaak zelfs wat grimmige sfeer op Wine Dark Sea.
De plaat klinkt anders dan het vroege werk van Jolie Holland, maar is toch een typische Jolie Holland plaat, die hier en daar ook wel haakjes heeft naar de oude platen van de Texaanse singer-songwriter.
Jolie Holland kiest nooit voor de makkelijkste weg en verwerkt op geheel eigen wijze invloeden uit meerdere decennia Amerikaanse rootsmuziek. Dat varieert nog altijd van nachtclub jazz tot traditionele country en van indringende folk tot soulvolle blues, maar dit keer voegt Jolie Holland er zoals gezegd zompige en aardedonkere rockmuziek aan toe.
Hoe hard de gitaren ook tekeer gaan, Jolie Holland blijft een rootsmuzikanten die de tradities van de verschillende genres eert en altijd mooie en indringende verhalen vertelt. Zelf hou ik wel van het wat stevigere werk, maar ook liefhebbers van meer ingetogen rootssongs zullen Wine Dark Sea uiteindelijk weten te waarderen.
Persoonlijk ben ik inmiddels al heel wat dagen diep onder de indruk van deze plaat. Jolie Holland wist zich in haar oeuvre altijd al te vernieuwen, maar zet nu een aantal flinke stappen in de richting van een volstrekt uniek geluid. Het is een geluid dat confronteert en hier en daar zelfs bang maakt, maar op een gegeven moment heeft de plaat je bij je strot en is er aan ontkomen onmogelijk.
Jolie Holland opereert ondanks een aantal fantastische platen altijd nog wat in de marge, maar verdient zo langzamerhand een standbeeld. Of op zijn minst erkenning als grootheid in het genre, precies zoals Tom Waits al weer heel wat jaren geleden voorspelde.
Erwin Zijleman
Hier is de link naar 'Waiting for the sun'. https://www.youtube.com/watch?v=fGckxdZWKms
Friday, 15 August 2014
Thursday, 14 August 2014
Dark arc. Saintseneca
One of the greatest mysteries to me is the following. Upon hearing one record by a band that, at least to me, jumped on the new folkrock bandwagon, I dismiss it directly ("Not another one!"), while when hearing another record I welcome it like a long lost friend. When I listened to Dark arc for the first I must not have been listening at all, as it did nothing; to focussed on the job at hand I guess. On second listening I knew straight away that this was an album filling the void of a few years without a new The Decemberists album. There is no other band that jumps to mind for me, mainly because of Zac Little's pronunciation. Followed by the vocal melodies and then the music.
So we have one explanation why Darc arc falls to my good side. Not necessarily a very positive one for Saintseneca, as I am triggered by a likeness. If I delve a little deeper into the music, what I can come up with, is that the quality of the songs are good. Not as good as The Decemberists' folkrock opera 'The hazards of love', but certainly close to 'The king is dead'. Zac Little's voice is good in his own right. Slightly high, with the skills to vary in his sound and befitting the harmonies with Maryn Jones, who also gets the solo spot in the impressively subdued 'Fed up with hunger'. A song that reminded me instantly of the songs on Gretches Lohse's 'Primal rumble'.
The next thing I really like about Darc arc is that it holds several styles of songs without Saintseneca losing itself. So although Saintseneca is not totally original in sound, there are first inklings of developing its own sound.
Saintseneca is Zac Little's project which started to develop more seriously after he left his hometown in Ohio for Colombus. More people latched on and together they released the first EPs and debut album 'Last'. This proved a good name for the original band as all were replaced when touring started. So whether the current band is just a vehicle for the promotion of Dark arc or not time will tell. Saintseneca's sound starts with acoustic instruments. Anything with snares, also some more exotic snare instruments are in the mix. Without being puristic about in. There are electric guitars to be found in some songs as well.
The production is wide. The whole soundscape is filled from which the lead vocal escapes and sometimes a lead instrument, although these are only sparsely present. This mix makes Dark arc a busy record, which is controlled by working with dynamics that at the same time allows for the variations in sound that make Dark arc a much more attractive album. With that I have pointed to another feature that appeals to me on Darc arc.
Saintseneca is not a band that has arrived in my opinion, but is on route in a very interesting and at times attractive ways. A band searching for its own voice while on the way making some beautiful songs that make me want to put on some older records that I haven't listened to for too long, while at the same time playing Dark arc as well. Although not all songs on the album manage to keep my attention span good and tight, as a whole Dark arc convinced me in a very positive way.
Wo.
You can listen to 'Happy alone' here.
So we have one explanation why Darc arc falls to my good side. Not necessarily a very positive one for Saintseneca, as I am triggered by a likeness. If I delve a little deeper into the music, what I can come up with, is that the quality of the songs are good. Not as good as The Decemberists' folkrock opera 'The hazards of love', but certainly close to 'The king is dead'. Zac Little's voice is good in his own right. Slightly high, with the skills to vary in his sound and befitting the harmonies with Maryn Jones, who also gets the solo spot in the impressively subdued 'Fed up with hunger'. A song that reminded me instantly of the songs on Gretches Lohse's 'Primal rumble'.
The next thing I really like about Darc arc is that it holds several styles of songs without Saintseneca losing itself. So although Saintseneca is not totally original in sound, there are first inklings of developing its own sound.
Saintseneca is Zac Little's project which started to develop more seriously after he left his hometown in Ohio for Colombus. More people latched on and together they released the first EPs and debut album 'Last'. This proved a good name for the original band as all were replaced when touring started. So whether the current band is just a vehicle for the promotion of Dark arc or not time will tell. Saintseneca's sound starts with acoustic instruments. Anything with snares, also some more exotic snare instruments are in the mix. Without being puristic about in. There are electric guitars to be found in some songs as well.
The production is wide. The whole soundscape is filled from which the lead vocal escapes and sometimes a lead instrument, although these are only sparsely present. This mix makes Dark arc a busy record, which is controlled by working with dynamics that at the same time allows for the variations in sound that make Dark arc a much more attractive album. With that I have pointed to another feature that appeals to me on Darc arc.
Saintseneca is not a band that has arrived in my opinion, but is on route in a very interesting and at times attractive ways. A band searching for its own voice while on the way making some beautiful songs that make me want to put on some older records that I haven't listened to for too long, while at the same time playing Dark arc as well. Although not all songs on the album manage to keep my attention span good and tight, as a whole Dark arc convinced me in a very positive way.
Wo.
You can listen to 'Happy alone' here.
Wednesday, 13 August 2014
Are we there. Sharon van Etten
It's been a while in the coming, reviewing the new album by Sharon van Etten. Of Dutch descend Sharon is, that's for sure. I can tell, having been to school in Etten (and Leur) some time ago.
Are we there has come by on my player several times by now. Still I do not really know what to make of the album. What I'm hearing is quality, dedication and seriousness. Sharon van Etten does not make music lightly. 'Your love is killing me' is beyond love. It is total annihilation by request. Bit for bit, limb for limb, eye by eye. Everything so that she can no longer see, feel, hear, touch, taste, to quote XTC, add move to the one who says she loves her. No easy topic this one. A heavy handed song, that is followed by a light sounding electronic beat in 'Our love', but not in a lighter song as such.
Sharon van Etten is a 33 year old singer songwriter from Brooklyn. Are we there is her fourth album since 2009. 'Tramp', her previous album from 2012, must not have made a huge impression on me as I can't remember listening to it. This has changed with Are we there, so yes, Sharon, we are. My first impression was this is a Lana del Rey copycat because of the way of singing and the heavy handed music. Not that I saw this as negative, mind. It was a reference my mind made. Listening further, I found other references. There is a sure folk element in the music of Sharon van Etten. Also the music has a distinct reference to the first two albums of Jacob Dylan's band The Wallflowers. This shines out best in 'Tarifa'. The Lana del Rey reference comes out very strong in 'I love you but I'm lost' and 'I know'. Van Etten's voice has that same darkish edge in these songs. A voice that observes from a great distance, despite the personal involvement in what is going on in the lyrics. At times this can be slightly disturbing for the listener. Dark ballads indeed.
One of the reasons why I do not really know what to make of this album, is that I find it hard to attach myself to the songs or that the songs do not attach themselves to me. No matter how terribly beautiful 'I love you but I'm lost' is, it is also otherworldly alien to me. Not a part of me and my emotions, no connection is made. And that happens, or better: does not happen, more between Sharon van Etten's songs and I. There is this distance, while at the same time I hear beauty and well crafted songs. Time will have to tell whether this gap is breached or not. As she sings "I will reach you. I won't let you down" in 'Nothing will change'. I'm counting on it.
Listening to 'Tramp' again I notice that she has made a musical switch. From guitar oriented indie rock and ballads with a The Cars twist to heavy ballads with lots of piano. The voice is the same though. It may also be that having missed 'Tramp' was quite a mistake from listening to it once again. Why? Sharon van Etten is singing to me and not into some far off distance. In short, Are we there is extremely intriguing.
Wo.
You can listen to 'Taking chances' here.
Are we there has come by on my player several times by now. Still I do not really know what to make of the album. What I'm hearing is quality, dedication and seriousness. Sharon van Etten does not make music lightly. 'Your love is killing me' is beyond love. It is total annihilation by request. Bit for bit, limb for limb, eye by eye. Everything so that she can no longer see, feel, hear, touch, taste, to quote XTC, add move to the one who says she loves her. No easy topic this one. A heavy handed song, that is followed by a light sounding electronic beat in 'Our love', but not in a lighter song as such.
Sharon van Etten is a 33 year old singer songwriter from Brooklyn. Are we there is her fourth album since 2009. 'Tramp', her previous album from 2012, must not have made a huge impression on me as I can't remember listening to it. This has changed with Are we there, so yes, Sharon, we are. My first impression was this is a Lana del Rey copycat because of the way of singing and the heavy handed music. Not that I saw this as negative, mind. It was a reference my mind made. Listening further, I found other references. There is a sure folk element in the music of Sharon van Etten. Also the music has a distinct reference to the first two albums of Jacob Dylan's band The Wallflowers. This shines out best in 'Tarifa'. The Lana del Rey reference comes out very strong in 'I love you but I'm lost' and 'I know'. Van Etten's voice has that same darkish edge in these songs. A voice that observes from a great distance, despite the personal involvement in what is going on in the lyrics. At times this can be slightly disturbing for the listener. Dark ballads indeed.
One of the reasons why I do not really know what to make of this album, is that I find it hard to attach myself to the songs or that the songs do not attach themselves to me. No matter how terribly beautiful 'I love you but I'm lost' is, it is also otherworldly alien to me. Not a part of me and my emotions, no connection is made. And that happens, or better: does not happen, more between Sharon van Etten's songs and I. There is this distance, while at the same time I hear beauty and well crafted songs. Time will have to tell whether this gap is breached or not. As she sings "I will reach you. I won't let you down" in 'Nothing will change'. I'm counting on it.
Listening to 'Tramp' again I notice that she has made a musical switch. From guitar oriented indie rock and ballads with a The Cars twist to heavy ballads with lots of piano. The voice is the same though. It may also be that having missed 'Tramp' was quite a mistake from listening to it once again. Why? Sharon van Etten is singing to me and not into some far off distance. In short, Are we there is extremely intriguing.
Wo.
You can listen to 'Taking chances' here.
Tuesday, 12 August 2014
Hour of the dawn. La Sera
La Sera is
het alter ego van de Amerikaanse muzikante Katy Goodman, die een
enkeling onder ons zal kennen als de bassiste van de band Vivian Girls.
La Sera debuteerde al weer drie jaar geleden met een hele aardige titelloze plaat, die een jaar later een vervolg kreeg met het al even aardige Sees The Light (beide platen zijn overigens volkomen ten onrechte niet door mij besproken.)
Katy Goodman kan zich na het uiteenvallen van Vivian Girls eerder dit jaar volledig richten op La Sera en doet dat direct met een ambitieuze derde plaat.
Ook Hour Of The Dawn krijgt tot dusver niet al teveel aandacht in Nederland en dat is jammer. Heel jammer zelfs. La Sera heeft immers een plaat gemaakt waarvan je alleen maar heel vrolijk kunt worden.
La Sera maakt op haar derde plaat muziek die bestaat uit gelijke delen powerpop, 60s girlpop, shoegaze en dreampop en brengt deze opwindende cocktail vervolgens op smaak met een vleugje lo-fi. Kortom, licht gruizige popmuziek met onweerstaanbare refreinen maar ook voldoende eigenzinnigheid. Het is popmuziek die de zon onmiddellijk laat schijnen en die nadrukkelijk uitnodigt tot meezingen, meefluiten of een gewenste andere vorm van interactie.
La Sera maakt muziek zoals de Dum Dum Girls dat een paar jaar geleden nog deden, of muziek zoals het Ierse Dott dat eerder dit jaar nog zo overtuigend deed. En zo kan ik nog heel wat namen noemen, maar laat ik me beperken tot recent op deze BLOG bejubelde namen als Bleached, Cults, Veronica Falls, Tennis, Best Coast, al hoor ik op één of andere manier ook wel wat van de eerste twee platen van The Pretenders. Katy Goodman noemt zelf weer hele andere namen: “I wanted the new La Sera record to sound like Lesley Gore fronting Black Flag” schrijft ze in het persbericht bij haar nieuwe plaat. Ook een mooie omschrijving, maar ik vind de zelf verzonnen namen eerlijk gezegd treffender.
De muziek van La Sera is op het eerste gehoor misschien eenvoudige muziek zonder al te veel pretenties, maar ondertussen zit het zo verrekte goed in elkaar dat je na één keer horen zwaar verslaafd bent aan Hour Of The Dawn.
Vergeleken met de vorige platen van La Sera klinkt het allemaal net wat rauwer en energieker. Kate Goodman heeft kennelijk iets van de muzikale erfenis van Vivian Girls meegenomen naar haar solocarrière en dat is een wijs besluit; een suikerspin is immers maar heel even lekker.
Hour Of The Dawn bevindt zich in muzikaal opzicht in een de laatste jaren flink uitgedijd gezelschap, maar weet zich op een aantal manieren te onderscheiden. Zo beschikt Katy Goodman over een bijzonder aangenaam stemgeluid, voorziet ze haar zoete en zachte popliedjes gelukkig van een voldoende bitter en scherp randje en is het gitaarwerk op de plaat bijna onweerstaanbaar lekker. Nog belangrijker is het feit dat Hour Of The Dawn eigenlijk geen slecht popliedje bevat. Hour Of The Dawn bevat tien tracks en het is tien keer raak.
Tegelijkertijd is het tien keer anders. De ene keer wat meer ingetogen, de volgende keer juist net wat gruiziger. De ene keer Phil Spector, de volgende keer bijna Beatlesque of juist opgeschoven richting My Bloody Valentine of de eigentijdse soortgenoten.
Hour Of The Dawn heeft uiteindelijk hetzelfde effect als de spreekwoordelijke roze bril. Met deze plaat uit de speakers is de wereld opeens een stuk mooier en aangenamer en maken donkere wolken plaats voor een stralende zon. Heerlijk.
Erwin Zijleman
Je kunt hier naar 'Fall in place' luisteren.
La Sera debuteerde al weer drie jaar geleden met een hele aardige titelloze plaat, die een jaar later een vervolg kreeg met het al even aardige Sees The Light (beide platen zijn overigens volkomen ten onrechte niet door mij besproken.)
Katy Goodman kan zich na het uiteenvallen van Vivian Girls eerder dit jaar volledig richten op La Sera en doet dat direct met een ambitieuze derde plaat.
Ook Hour Of The Dawn krijgt tot dusver niet al teveel aandacht in Nederland en dat is jammer. Heel jammer zelfs. La Sera heeft immers een plaat gemaakt waarvan je alleen maar heel vrolijk kunt worden.
La Sera maakt op haar derde plaat muziek die bestaat uit gelijke delen powerpop, 60s girlpop, shoegaze en dreampop en brengt deze opwindende cocktail vervolgens op smaak met een vleugje lo-fi. Kortom, licht gruizige popmuziek met onweerstaanbare refreinen maar ook voldoende eigenzinnigheid. Het is popmuziek die de zon onmiddellijk laat schijnen en die nadrukkelijk uitnodigt tot meezingen, meefluiten of een gewenste andere vorm van interactie.
La Sera maakt muziek zoals de Dum Dum Girls dat een paar jaar geleden nog deden, of muziek zoals het Ierse Dott dat eerder dit jaar nog zo overtuigend deed. En zo kan ik nog heel wat namen noemen, maar laat ik me beperken tot recent op deze BLOG bejubelde namen als Bleached, Cults, Veronica Falls, Tennis, Best Coast, al hoor ik op één of andere manier ook wel wat van de eerste twee platen van The Pretenders. Katy Goodman noemt zelf weer hele andere namen: “I wanted the new La Sera record to sound like Lesley Gore fronting Black Flag” schrijft ze in het persbericht bij haar nieuwe plaat. Ook een mooie omschrijving, maar ik vind de zelf verzonnen namen eerlijk gezegd treffender.
De muziek van La Sera is op het eerste gehoor misschien eenvoudige muziek zonder al te veel pretenties, maar ondertussen zit het zo verrekte goed in elkaar dat je na één keer horen zwaar verslaafd bent aan Hour Of The Dawn.
Vergeleken met de vorige platen van La Sera klinkt het allemaal net wat rauwer en energieker. Kate Goodman heeft kennelijk iets van de muzikale erfenis van Vivian Girls meegenomen naar haar solocarrière en dat is een wijs besluit; een suikerspin is immers maar heel even lekker.
Hour Of The Dawn bevindt zich in muzikaal opzicht in een de laatste jaren flink uitgedijd gezelschap, maar weet zich op een aantal manieren te onderscheiden. Zo beschikt Katy Goodman over een bijzonder aangenaam stemgeluid, voorziet ze haar zoete en zachte popliedjes gelukkig van een voldoende bitter en scherp randje en is het gitaarwerk op de plaat bijna onweerstaanbaar lekker. Nog belangrijker is het feit dat Hour Of The Dawn eigenlijk geen slecht popliedje bevat. Hour Of The Dawn bevat tien tracks en het is tien keer raak.
Tegelijkertijd is het tien keer anders. De ene keer wat meer ingetogen, de volgende keer juist net wat gruiziger. De ene keer Phil Spector, de volgende keer bijna Beatlesque of juist opgeschoven richting My Bloody Valentine of de eigentijdse soortgenoten.
Hour Of The Dawn heeft uiteindelijk hetzelfde effect als de spreekwoordelijke roze bril. Met deze plaat uit de speakers is de wereld opeens een stuk mooier en aangenamer en maken donkere wolken plaats voor een stralende zon. Heerlijk.
Erwin Zijleman
Je kunt hier naar 'Fall in place' luisteren.
Monday, 11 August 2014
White light/White heat. 45th Anniversary deluxe edition. The Velvet Underground
Recently I wrote something about the relentless pounding of 'Sister Ray', the 15 minute plus song that I was never able to sit through even once. Then I remembered that I had come across this 45 years anniversary 3 disc edition. And guess what, I sat through 'Sister Ray' several times. What goes on?
White light/White heat was originally released as an LP in 1968 and was the second album of The Velvet Underground, the first without Nico and the last in the classic line up with John Cale on keyboards/bass/viola and of course vocals. It was the first album after the band had withdrawn itself from Andy Warhol's entourage and was on its own. The six songs that it unleashed on the, now no longer totally unsuspecting, world were of the same bizarre mix of rock, (warped) ballads and garage punk psychedelic experiments, that have never really been rivalled in the decades to come. They were exactly in line of that which made The Velvet Underground so legendary and revered right up to 2014. Something unparalleled at the time was released on 30 January 1968. An album that stands upright 46 years down the line. With the mention that I bought the LP version somewhere in the mid-80s and that I appreciate the band a lot more than 30 years ago, it is time to start and take the first cd of the set apart by the song.
The album kicks off with the relentless pounding of pre-punkrock song 'White light/White heat'. This classic rock song is one of the classics The Velvet Underground produced in its short life span. It may be for the first time that I'm listening to the song on a headphone. Lo and behold! Behind the pounding there is this subtlety going on that surprised me so much. Listen to the little leads the guitar is playing somewhere behind in my right ear. The almost boogie piano part was always clear of course, but stands out some more, adding to the experience and quality of 'White light/white heat'. It gives a playful quality to a song that for the rest is relentless, in text, subject and music.
'The gift' is something that is not really meant to listen to more than once, but the story is fantastic. The choice of wording is just as fantastic. (Ever heard the great joke 'ahhhh' by the other three members?) Verbally this song is great, while the band does its thing in the background or better in my right ear while John Cale tells his tale in my left. On cd 2 the two are split to expand on the experience. The story gets even better.
'Lady Godiva's operation' is sung by Cale and is a mix of a song on Lady Godiva that switches to an operation room in full swing, in which Reed chimes in with a ghastly voice, while the song slowly derails in a serious way. From an almost pastoral scene to a horror story within minutes. There is no bounds to The Velvet Underground's execution of a song.
'Here she comes now' is the ballad side of Lou Reed again. Even more than 'Lady Godiva's operation' it is an attempt to top 'Sunday morning', which doesn't succeed, but is a good enough attempt. The little lead guitar lines and the, mixed away deeply, violin add enough to the song to make it stand out.
Enough peace and quiet. 'I heard here call my name' rocks out again. The distorted guitar underscores everything rocking out stands for, while Mo Tucker is pounding her drumkit in the characteristic Velvets way. Such a great and perhaps under-appreciated part of the band. All skins and hardly any copper. Without her, the band would never have sounded like this. Also the somewhat amateurishly sounding background vocals are doing their thing again. Morrison and Cale always sound good together.
Then the pièce de résistance. I've listened to it in it's entirety. Let's suffice with that. There's more to the song than I've ever expected. Even more details. Oh, I'm starting writing more any way. Do you mind? Could it be that the mix is better and I hear more? 'Sister Ray' is another 'Waiting for my man' but then so much longer, wilder and noisier. More explicit.. And oh so dirty, recorded, played, mixed, with speakers louder than the mikes of the day could capture. No honour for producer Tom Wilson to gain here. Except that we can still listen to the album of course.
After White light/White heat was released John Cale left the band. His role on this album is musically smaller as the viola is always in the background. At the same time the experimentation on the album is a result of his influence and he has two solo slots vocally. It is hard to tell what really happened on the basis of this last The Velvet Underground album with John Cale. What is clear, is that his influence on the music was much larger than than of Sterling Morrison and Maureen Tucker.
The first cd of this deluxe set is extended with songs that could be found for the first time on the great mid-80s album V.U. (1985), the best V.U. album if you ask me and on 'Another view' (1986). 'Stephanie says' officially surfaced on Lou Reed's third solo album 'Berlin'. He had a pool of left over Velvets' songs that would surface until 1978. Some others never did until the reissues and I just wonder why. Especially 'Beginning to see the light' is a fantastic song. One of the best the band ever made and just discarded for 18 years before released on 'V.U.'. The take on this album though is not the magically good one from 'V.U.' The bonus tracks attest two main things. One, that they all are more poppier than the ones released on White light/White heat and may explain part of the parting of Reed and Cale, if we set larger and large ego aside and Nico. Two, that some of these songs are really good and show what this band was capable of and might have gone if a few different choices had been made. The third conclusion is that The Velvet Underground would never have been as legendary if it had released these songs instead. Like what the MC5 did after releasing 'Kick out the jams'.
Album 2 offers different mixes and the third a live set from the Gymnasium in NYC on our then Queens' Day in 1967. The extras do not mean too much to me, but the first album made me re-appreciate White light/White heat totally, although the problem of this album in the long run remains 'The gift' and 'Sister Ray'. But a cd/MP3 takes that problem away doesn't it? In other words, great record!
Wo.
You can listen to 'White light/White heat' here.
White light/White heat was originally released as an LP in 1968 and was the second album of The Velvet Underground, the first without Nico and the last in the classic line up with John Cale on keyboards/bass/viola and of course vocals. It was the first album after the band had withdrawn itself from Andy Warhol's entourage and was on its own. The six songs that it unleashed on the, now no longer totally unsuspecting, world were of the same bizarre mix of rock, (warped) ballads and garage punk psychedelic experiments, that have never really been rivalled in the decades to come. They were exactly in line of that which made The Velvet Underground so legendary and revered right up to 2014. Something unparalleled at the time was released on 30 January 1968. An album that stands upright 46 years down the line. With the mention that I bought the LP version somewhere in the mid-80s and that I appreciate the band a lot more than 30 years ago, it is time to start and take the first cd of the set apart by the song.
The album kicks off with the relentless pounding of pre-punkrock song 'White light/White heat'. This classic rock song is one of the classics The Velvet Underground produced in its short life span. It may be for the first time that I'm listening to the song on a headphone. Lo and behold! Behind the pounding there is this subtlety going on that surprised me so much. Listen to the little leads the guitar is playing somewhere behind in my right ear. The almost boogie piano part was always clear of course, but stands out some more, adding to the experience and quality of 'White light/white heat'. It gives a playful quality to a song that for the rest is relentless, in text, subject and music.
'The gift' is something that is not really meant to listen to more than once, but the story is fantastic. The choice of wording is just as fantastic. (Ever heard the great joke 'ahhhh' by the other three members?) Verbally this song is great, while the band does its thing in the background or better in my right ear while John Cale tells his tale in my left. On cd 2 the two are split to expand on the experience. The story gets even better.
'Lady Godiva's operation' is sung by Cale and is a mix of a song on Lady Godiva that switches to an operation room in full swing, in which Reed chimes in with a ghastly voice, while the song slowly derails in a serious way. From an almost pastoral scene to a horror story within minutes. There is no bounds to The Velvet Underground's execution of a song.
'Here she comes now' is the ballad side of Lou Reed again. Even more than 'Lady Godiva's operation' it is an attempt to top 'Sunday morning', which doesn't succeed, but is a good enough attempt. The little lead guitar lines and the, mixed away deeply, violin add enough to the song to make it stand out.
Enough peace and quiet. 'I heard here call my name' rocks out again. The distorted guitar underscores everything rocking out stands for, while Mo Tucker is pounding her drumkit in the characteristic Velvets way. Such a great and perhaps under-appreciated part of the band. All skins and hardly any copper. Without her, the band would never have sounded like this. Also the somewhat amateurishly sounding background vocals are doing their thing again. Morrison and Cale always sound good together.
Then the pièce de résistance. I've listened to it in it's entirety. Let's suffice with that. There's more to the song than I've ever expected. Even more details. Oh, I'm starting writing more any way. Do you mind? Could it be that the mix is better and I hear more? 'Sister Ray' is another 'Waiting for my man' but then so much longer, wilder and noisier. More explicit.. And oh so dirty, recorded, played, mixed, with speakers louder than the mikes of the day could capture. No honour for producer Tom Wilson to gain here. Except that we can still listen to the album of course.
After White light/White heat was released John Cale left the band. His role on this album is musically smaller as the viola is always in the background. At the same time the experimentation on the album is a result of his influence and he has two solo slots vocally. It is hard to tell what really happened on the basis of this last The Velvet Underground album with John Cale. What is clear, is that his influence on the music was much larger than than of Sterling Morrison and Maureen Tucker.
The first cd of this deluxe set is extended with songs that could be found for the first time on the great mid-80s album V.U. (1985), the best V.U. album if you ask me and on 'Another view' (1986). 'Stephanie says' officially surfaced on Lou Reed's third solo album 'Berlin'. He had a pool of left over Velvets' songs that would surface until 1978. Some others never did until the reissues and I just wonder why. Especially 'Beginning to see the light' is a fantastic song. One of the best the band ever made and just discarded for 18 years before released on 'V.U.'. The take on this album though is not the magically good one from 'V.U.' The bonus tracks attest two main things. One, that they all are more poppier than the ones released on White light/White heat and may explain part of the parting of Reed and Cale, if we set larger and large ego aside and Nico. Two, that some of these songs are really good and show what this band was capable of and might have gone if a few different choices had been made. The third conclusion is that The Velvet Underground would never have been as legendary if it had released these songs instead. Like what the MC5 did after releasing 'Kick out the jams'.
Album 2 offers different mixes and the third a live set from the Gymnasium in NYC on our then Queens' Day in 1967. The extras do not mean too much to me, but the first album made me re-appreciate White light/White heat totally, although the problem of this album in the long run remains 'The gift' and 'Sister Ray'. But a cd/MP3 takes that problem away doesn't it? In other words, great record!
Wo.
You can listen to 'White light/White heat' here.
Subscribe to:
Posts (Atom)