Ik
sta in de lift op weg naar mijn werkplek op de zevende verdieping. Er klinkt
zachtjes muziek. Ik ben alleen. Totdat de lift op de vierde verdieping tot
stilstand komt. De deur schuift open. Twee broeders die een bed de ruimte naast
mij naar binnenrijden. Een oude man ligt in bed. Een van de broeders heeft in
zijn ene hand een ijzeren buis vast waar een zakje boven in de top schommelt.
Een lange doorzichtige slang loopt naar het hoofd van de oude man, waar aan de
uiteinden twee korte stukje in zijn neus zitten. Langzaam komt er weer beweging
in de lift. Ik kijk naar de oude man in bed. Zie op het hoofdkussen opgedroogd
bloed. Bij elke inademing van hem zijn piepende geluiden hoorbaar, die de
zachte muziek ernstig doet bederven. Als de lift tussen de zesde en de zevende
verdieping blijft hangen, voorzie ik een lastig probleem aan het begin van deze
dag. Ik kijk naar de wit geklede broeders met vastgespelde naambordjes. Ze
fluisteren tegen elkaar, waarbij de een van de twee wijst op een regel die
bestemming heeft op de aandoening van de oude man. Als ze elkaar aankijken
kijken ze ernstig. Ik kijk naar wat zich afspeelt boven de deur. Beide lichten,
van de nummers, zes en de zevende verdieping knipperen. Zelfs het achtergrond
muziekje stopt na enkele krakende geluiden. Als of er ergens een stekker uit
het stopcontact met moeite wordt uitgetrokken. Als een van de broeders met de
lifttelefoon belt, zwaai ik paniekerig naar de hangende donkere bol, die als
beeldvenster dient voor het beveiligingspersoneel beneden in de hal. Na enkele
zwaaiende bewegingen stoot ik ineens hard tegen het bed. De bellende broeder
laat de hoorn vallen en slaat tegen de stalenbedrand, en het slangetje valt uit
de neus van de oude man. De lift maakt krampachtige schokken richting de
zevende etage en stopt halverwege. Als ik het slangetje wil terugplaatsen floept
de verlichting uit. Gevoelsmatig probeer ik toch op de tast de oude man te
helpen. Ondertussen zit de slang nu in zijn kwijlende mond, door een laatste
schok van de lift schiet de slang tot diep in zijn keel. Ik voel zijn maagslijm
langs mijn arm, waarbij een warm druiperig mengel aan de binnenkant van mijn
elleboog blijft plakken. In mijn gedachten hoor ik door de luidsprekers op het
station, dat de trein richting Alkmaar enige vertraging heeft opgelopen. Ineens
zie ik in de spleet van de deur de vloer van de zevende etage. Met enige
krachtinspanning schuif ik de deur open zodat ik na een korte klimpartij mijn
eindbestemming heb bereikt. Op mijn hurken zittend roep ik in het zwarte gat. `Er
komt snel hulp, kalm blijven.` Bezweet loop ik de gang in om mijn dagelijkse
arbeid te gaan verrichten. Als een normale doordeweekse dag, fluit ik de muziek
die ik in de lift hoorde.
Marcel
R. van der Kwaak
No comments:
Post a Comment