Een oude Friese staande
klok tikt, en slaat om het half uur. In het verzorgingstehuis heeft zij een
eigen kamer. Een vrouw. 96 jaar. Dit jaar ligt zij door ouderdomszwakheid, alleen
maar in bed te wachten. Haar kat is omgerekend bijna net zo oud als zij. En
ligt steevast op een apart kussen naast haar hoofd, zachtjes te spinnen. Beiden
hebben zij een heel leven achter de rug, met nog een korte toekomst te gaan. De
vrouw, een oud lerares klassieke talen. Door haar algehele gesteldheid praat ze
moeizaam in de vreemde taal die ze ooit zo machtig was. In het Latijn. Haar
lapjeskat Bricius. De gevlekte. 28 jaar geleden vond zij deze kat, nadat zij
haar laatste college had gegeven.
Op die gedenkwaardige kerstavond.
De sneeuw veranderde de versierde stad in een kerstkaart. Ze stapte het
universiteitsgebouw uit, na een overweldigend afscheid, liep zij langs een van
de grachten naar huis en hoorde vanachter een stapel dozen, vuilniszakken en
ander afval een zacht gejammer. Een pasgeboren katje van vier weken jong, die
haar moeder kwijt was geraakt. Een bestelbusje van de lokale ophaaldienst voor
zwerfkatten, die de kleine toen niet had opgemerkt. Ze pakte het kleine donsje
op. Keek in de ogen van zeldzame kraaltjes, die pas twee dagen het licht hadden
gezien en zei. “Kom Bricius, wij gaan samen oud worden.” Al die jaren was zij
in haar leven eindelijk moeder over deze pasgeborene. Kinderen heeft zij nooit
kunnen krijgen. Voor haar een droevige mededeling die door de specialist al
vroeg in haar leven werd vastgesteld.
Hierdoor had deze
vrouw nooit een relatie aan willen gaan met de wetenschap, die haar
kinderloosheid nooit zou kunnen wegnemen. De drukke werkzaamheden bleek een
uitvlucht. Door de komst van dit poezenkind, gunde zij zichzelf de tijd om eindelijk
eens aan een zeldzame liefde toe te geven. Waar zij ook heenging ze nam Bricius
altijd mee. Eerst aan een lijn, later toen de kat aan artrose leed, in een
halstasje. Altijd al was zij een sterke vrouw die emotieloos door het leven leek
te gaan. Hierdoor vonden niet alleen de leerlingen maar ook haar collega’s het een
afstandelijke vrouw. Hard en soms meedogenloos.
Een zuster stapt haar
kamer binnen en heeft voor de vrouw en de kat een kerstmaaltje meegenomen op
een dienblad. Het is kerstavond. Alle medebewoners zitten beneden in de
feestelijke eetzaal aan een kerstdiner voorafgegaan door een gebed van de
pastoor. Als de zuster de kamer verlaat, klinkt muziek en gezang. Met een
laatste trillende streling over het kopje van Bricius, ziet zij ook de levensmoeheid
in zijn ogen.
Ze duwt Bricius tegen
haar aan en alle opgeslagen emoties van het leven rollen met dikke tranen langs
haar bejaarden gezicht. Als zij betraand kijkt in de ogen van Bricius moet ze
denken aan die eerste ontmoeting.
“Mijn lieve kind”,
klinkt haar gebroken stem. Vanuit de gang hoort de zuster de kat een laatste
klaagzang spreken. Ze snelt de kamer in en ziet de twee, met gesloten ogen tegen
elkaar aan liggen. Ze pakt de stethoscoop en luistert eerst de vrouw en daarna
de kat. Kijkt even opzij door het besneeuwde raam. Na een diepe zucht, staat ze
op, pakt een kaars van de vensterbank en zet het op het tafeltje naast het bed.
Steekt het aan en verlaat de kamer.
Marcel R. van der
Kwaak
Mooi Marcel! Goede sfeertekening en iets wat beslist verder uitgewerkt zou kunnen worden. Het verhaal draagt daar genoeg elementen voor in zich.
ReplyDelete