Monday 19 November 2012

En Toen Kwamen De Tranen


Een oude Friese staande klok tikt, en slaat om het half uur. In het verzorgingstehuis heeft zij een eigen kamer. Een vrouw. 96 jaar. Dit jaar ligt zij door ouderdomszwakheid, alleen maar in bed te wachten. Haar kat is omgerekend bijna net zo oud als zij. En ligt steevast op een apart kussen naast haar hoofd, zachtjes te spinnen. Beiden hebben zij een heel leven achter de rug, met nog een korte toekomst te gaan. De vrouw, een oud lerares klassieke talen. Door haar algehele gesteldheid praat ze moeizaam in de vreemde taal die ze ooit zo machtig was. In het Latijn. Haar lapjeskat Bricius. De gevlekte. 28 jaar geleden vond zij deze kat, nadat zij haar laatste college had gegeven.



Op die gedenkwaardige kerstavond. De sneeuw veranderde de versierde stad in een kerstkaart. Ze stapte het universiteitsgebouw uit, na een overweldigend afscheid, liep zij langs een van de grachten naar huis en hoorde vanachter een stapel dozen, vuilniszakken en ander afval een zacht gejammer. Een pasgeboren katje van vier weken jong, die haar moeder kwijt was geraakt. Een bestelbusje van de lokale ophaaldienst voor zwerfkatten, die de kleine toen niet had opgemerkt. Ze pakte het kleine donsje op. Keek in de ogen van zeldzame kraaltjes, die pas twee dagen het licht hadden gezien en zei. “Kom Bricius, wij gaan samen oud worden.” Al die jaren was zij in haar leven eindelijk moeder over deze pasgeborene. Kinderen heeft zij nooit kunnen krijgen. Voor haar een droevige mededeling die door de specialist al vroeg in haar leven werd vastgesteld.



Hierdoor had deze vrouw nooit een relatie aan willen gaan met de wetenschap, die haar kinderloosheid nooit zou kunnen wegnemen. De drukke werkzaamheden bleek een uitvlucht. Door de komst van dit poezenkind, gunde zij zichzelf de tijd om eindelijk eens aan een zeldzame liefde toe te geven. Waar zij ook heenging ze nam Bricius altijd mee. Eerst aan een lijn, later toen de kat aan artrose leed, in een halstasje. Altijd al was zij een sterke vrouw die emotieloos door het leven leek te gaan. Hierdoor vonden niet alleen de leerlingen maar ook haar collega’s het een afstandelijke vrouw. Hard en soms meedogenloos.



Een zuster stapt haar kamer binnen en heeft voor de vrouw en de kat een kerstmaaltje meegenomen op een dienblad. Het is kerstavond. Alle medebewoners zitten beneden in de feestelijke eetzaal aan een kerstdiner voorafgegaan door een gebed van de pastoor. Als de zuster de kamer verlaat, klinkt muziek en gezang. Met een laatste trillende streling over het kopje van Bricius, ziet zij ook de levensmoeheid in zijn ogen.



Ze duwt Bricius tegen haar aan en alle opgeslagen emoties van het leven rollen met dikke tranen langs haar bejaarden gezicht. Als zij betraand kijkt in de ogen van Bricius moet ze denken aan die eerste ontmoeting.

“Mijn lieve kind”, klinkt haar gebroken stem. Vanuit de gang hoort de zuster de kat een laatste klaagzang spreken. Ze snelt de kamer in en ziet de twee, met gesloten ogen tegen elkaar aan liggen. Ze pakt de stethoscoop en luistert eerst de vrouw en daarna de kat. Kijkt even opzij door het besneeuwde raam. Na een diepe zucht, staat ze op, pakt een kaars van de vensterbank en zet het op het tafeltje naast het bed. Steekt het aan en verlaat de kamer. 

Marcel R. van der Kwaak

1 comment:

  1. Mooi Marcel! Goede sfeertekening en iets wat beslist verder uitgewerkt zou kunnen worden. Het verhaal draagt daar genoeg elementen voor in zich.

    ReplyDelete