Monday 24 September 2012

Het leven is geweldig

Ik ben op weg met de bromfiets. Waarheen? Dat zal ik u later vertellen. Vanaf mijn bescheiden woning reis ik af naar elders in den landen. Donkere wolken dreigen met neerslag. Voorlopig is het gelukkig nog droog, maar voor hoelang? Ik ben op weg om iets mee te maken wat de algemene geestelijkengesteldheid niet of nauwelijks kan bevatten. Na enkele minuten begint het inderdaad te regenen. Ik voel mij even een professional weerkundige.Eerst wat schuwe druppels, daarna een bui dat menig leeg zwembad in enkele seconden tot over de rand vult. Mijn hoop en verwachting is datgene te vinden dat mij verlichting kan bieden. Soelaas voor lichaam en geest. Het weer trekt even bij, om zich naar het aanzien de schone wolken later weer te vullen met gelukzalig hemelswater.

Grijs zijn de dagen. Af en toe breekt de zon door. Muzikaal klinkt een verhaal door mijn hoofd, zoekend naar de laatste zin van het leven. Een geboorte geeft met tegenzin een schreeuw. Er is even geen weg meer terug. Alles om je heen is aan verandering onderhevig. De Dood krijgt steeds meer een betekenis. En de zin van het leven ebt langzaam weg.

Terwijl ik al reizend door het land ga, verdwaal ik in mijn levensgeschiedenis. Ik rijd gestaag langs verlaten weilanden en eenzame boerderijen. Geen sterveling kom ik tegen. Een atoombom lijkt te zijn gevallen. Alles lijkt noch thans in mijn voordeel te zijn. Alleen ik. Doorbreek stilte. Het geluid van de brommer die zijn energie uitblaast door de uitlaat laat verder geen sporen patroon na. Voor geen forensisch instituut ben ik na trekken. Doordat ik geen bestemming heb, is het vragen naar de weg niet noodzakelijk. Tussen de buien door, voel ik dat ik op koers lig. Maar waarheen in Godsnaam?

Als ik door Breda rijd en uiteindelijk de onbewaakte grens over ga, voel ik vrijheid. Grenzeloos gaat mijn geschiedenis over in fantasieën. Fantasieën zijn om al wat men meemaakt een bittere noodzaak om te zien te overleven. Neen, het leven is geen ochtendglorie dat zo lang men leeft gepaard gaat in een speelse tuin van geluk. Zonder ook maar ergens zorgen over te hoeven maken. Harmonieuze muziek. Vrolijk spelende kinderen. Dat alles onder een blauwe hemel van geluk en vrede.


De Ardennen

Hier in België als een ietwat verlegen Vlaamse schoonzuster van Nederland blijkt thans mijn voorlopige eindbestemming. De afstand vanaf mijn leefomgeving is zo ver verwijderd naar hier, dat ik besluit even een eetpauze te plannen. Laat de bromfiets stapvoets rijden, kom tot stilstand bij een eethuis. Alsof ik vanuit het heden in een ver verleden afdwaal. De omgeving is betoverend als een droom. Levensecht maar niet tastbaar. Het eethuis stamt van eeuwen geleden. Bijna niets van moderne, schreeuwende middelen aanwezig. Alles zo eenvoudig en zonder enige haast. Kijk ik geparkeerd en zie door een klein venster van het etablissement kaarslicht. Rook dat uit de schoorsteen komt, lijken nieuwe wolken te worden.

Plaats de brommer tegen een oude eik. Het stuurslot lijkt mij afdoende als voorzorg. Ineens bedenk mij een voorstelling. Er zou toch geen busje langskomen terwijl ik uitrust in het stamcafé. Een viertal mannen van verschillende leeftijden, onherkenbaar om door het land geparkeerde brommers in te laden om daarna deze voor een schappelijke prijs weer van de hand toe doen met een valse glimlach en volle buit. Ik word opgeschrikt door een plotselinge hoosbui. Gehaast kan ga ik naar binnen. De brommer achterlatend als een meegereisd hondje dat niet naar binnen mag. Onderweg heb ik al rijdend wel wat gedronken maar dacht aan een ontbijt thuis voorlopig voorzien te zijn van een volle maag. Misschien is het de Nederlandse gierigheid om vooral thuis genoeg te eten, drinken ook van thuis mee te nemen om verder niets te hoeven kopen onderweg.

Als ik aan een tafeltje zit voel ik een flauwte opkomen. Mijn handen en benen trillen en voel mijn voorhoofd vochtig worden. Mijn natte jas hang ik over de stoel naast mij. Een menukaart ligt voor mij en lees ik al trillend.

Ik maak snel een keuze. Bestel een dagschotel. Onderwijl kijk ik wat rond. Het is er rustig. Een barman poetst de kraan van de tap en rolt even later een vat bier dat hij vakkundig aan de tap aansluit. Een man in een uniform zit onderuitgezakt naast de bar te slapen. Enkele dienstmeisjes kletsen tegen elkaar en soms proesten ze het uit van het lachen. Als ik mijn bord wegschuif zie ik vanuit mijn ooghoek iets verdachts buiten. Een busje stopt. Ik zie een man achter een schuifdeur kijken naar mijn brommer. Ik wacht af wat er gaat gebeuren. Achter mij hoor ik de dienstdoende meiden weer lachen en het busje rijd weg.

Gelukkig. Zie je nou wel dat het ook weer niet zo vreemde gedachtegang was. Als ik afrekening kijkt het dienstmeisje over mijn schouder naar buiten.

“Oh, daar is ze weer”. “Wat”? Reageer ik. “Zuster Elena van het klooster even verderop”. Ik schenk er niet al te veel aandacht aan. Pak mijn spullen en loop naar buiten om mijn weg te vervolgen.

Voordat ik mijn brommer van het slot wil halen, valt het sleuteltje in een plas. Verplicht het mij gebukt het sleuteltje te pakken, merk ik tegelijkertijd op dat er voetsporen van de non nog zichtbaar zijn.

Ik kniel dieper en voel aan de vochtige grond, zie mijn evenbeeld in de plas veranderen. Een duizeling suist door mijn gehoorgang. Door het afknellen van mijn bloedvaten stroomt er onvoldoende bloed naar mijn hoofd. Dwarrelen al mijn gedachten als losse puzzelstukjes van de tafel. Ik zie en hoor niks meer. De aarde draait verschillende kanten op. Er is geen atmosfeer en zwaartekracht. Ik zit ver verborgen in een zwart gat.

In de plas, zie ik in de rimpeling een bloedend kruis, de beeltenis van de Almachtige met naast Hem, een wenende non. Vertwijfeling maakt mij nerveus, de spanning stijgt en in mijn hoofd maakt een groot orkest zich aanstaande voor een ouverture. Ik word wakker naast mijn brommer. Al ben ik niet meer op de plek bij de oude eik. Ik lig op een binnenplaats van een klooster. Halfliggend zie ik nonnen lopen door de gangen. Hoor ergens gezang. Ik probeer langzaam op te staan, weet mij gesteund door een onzichtbare hand. Die mij lijdt naar een waterbron en ik begin te drinken.

Als dit mijn eindbestemming is zal ik besluiten nooit meer terug te keren. Het lijkt hier zo vredig. Tegen elke conventie in. Vanuit hier hoef ik geen plannen te maken om proberen gelukkiger te moeten worden. Gewoon ergens in een kamer, met tafel, stoel en bed, liefst met uitzicht op een meertje of een oud vervallen kerkhof.

Neen, een mens heeft eigenlijk niet veel nodig dan wat basisbehoeften.

Een zuster neemt mij bij de arm en ik loop door lange gangen. Alles is hier zo schoon dat het lijkt dat ze gisteren hier zijn ingetrokken. Er wordt mij gezegd dat ik zo lang kan blijven als het mij uitkomt. Al snel voel ik mij thuis na enkele dagen. Ik besluit de omgeving te gaan verkennen. Zie twee nonnen in de tuin aan het werk. Alles gaat hier met precisie. Ik verdwaal in de tuin en kom uit bij het kerkhof. Het is er verlaten. Lees enkele nog leesbare teksten op oude grafstenen.

Vanaf deze positie zie ik mijn kamerraam openstaan. De vitrage waait in en uit. Ik voel mij gelukkig en uitgerust.

Marcel R. van der Kwaak

No comments:

Post a Comment