Thursday, 30 September 2021

Not The Girl. Holly Macve

Holly Macve maakt de belofte van haar prachtige debuut Golden Eagle meer dan waar op Not The Girl, dat in alle opzichten nog net wat beter en veelzijdiger is en ook nog wel even groeit.

De Ierse muzikante Holly Macve heeft de tijd genomen voor de opvolger van haar in 2017 verschenen en zeer goed ontvangen debuutalbum. Dat was een wijs besluit, want het onlangs verschenen Not The Girl laat op alle terreinen groei horen en voegt bovendien iets toe aan het geluid van het terecht geprezen debuutalbum. Not The Girl schuift wat op richting de tijdloze singer-songwriter muziek uit de jaren 70, maar is ook de invloeden uit de Amerikaanse rootsmuziek niet vergeten en sleept er ook nog wat indierock uit de jaren 90 bij. In muzikaal opzicht klinkt het lekker vol, maar het is de stem van Holly Macve die de meeste indruk maakt en ook nog net wat meer dan vier jaar geleden.

De in Ierland geboren maar in Engeland opgegroeide singer-songwriter Holly Macve, leverde aan het begin van 2017 met Golden Eagle een uitstekend debuutalbum af. Op haar debuutalbum maakte de Ierse muzikante muziek die vooral in de hokjes folk en country paste, maar gaf ze ook een eigen draai aan invloeden uit deze genres. In vocaal opzicht deed Golden Eagle een enkele maal aan Lana Del Rey denken, terwijl het door leden van de Britse band Lanterns On The Lake ingekleurde album atmosferischer en soms spookachtiger klonk dan het gemiddelde album in de genoemde genres. 

Een tijdje geleden verscheen eindelijk het tweede album van Holly Macve, Not The Girl. Het album was niet direct te vinden op de streaming media diensten, waardoor het tweede album van Holly Macve niet de aandacht heeft gekregen die het album verdient. Ook op haar tweede album maakt de Ierse singer-songwriter muziek die stevig is beïnvloed door Amerikaanse rootsmuziek, maar ook dit keer is het zeker geen dertien in een dozijn Amerikaanse rootsmuziek. 

Waar ik bij beluistering van het vorige album nog een enkele keer aan Lana Del Rey moest denken, ontbreekt deze associatie dit keer in eerste instantie volledig. Holly Macve is wat krachtiger en ook wat lager gaan zingen, wat een duidelijk eigen geluid oplevert. Het is een geluid dat ook dit keer op bijzondere wijze is ingekleurd. Not The Girl is voorzien van een warm en gloedvol, maar ook van een behoorlijk vol of zelfs bijna bombastisch geluid. Het is een geluid dat uitstekend past bij de krachtige vocalen van de tegenwoordig vanuit Londen opererende muzikante. 

Ook Not The Girl bevat invloeden uit de Amerikaanse rootsmuziek, zeker wanneer de pedal steel opduikt, maar het tweede album van Holly Macve laat zich vooral beïnvloeden door de singer-songwriter muziek uit de jaren 70. Het levert een tijdloos klinkend album op, dat zich in muzikaal opzicht als een warme deken om je heen slaat en dat in vocaal opzicht indruk maakt. 

Het is duidelijk waar Holly Macve haar inspiratie dit keer heeft gevonden, maar Not The Girl klinkt zeker niet als een 70s retroalbum. De flinke scheut country voorziet het tweede album van de Ierse muzikante van een bijzondere twist en wanneer Holly Macve op haar zwoelst zingt hoor ik ook nog een vleugje Mazzy Star, waarmee Not The Girl definitief uit de jaren 70 wordt getrokken. 

Not The Girl verscheen een aantal weken geleden vrij anoniem, maar nadat ik het album ongeveer een week geleden bij toeval opzocht, ben ik behoorlijk gehecht geraakt aan het album. Het is knap hoe Holly Macve de torenhoge belofte van haar debuutalbum waar maakt, zonder fantasieloos voort te borduren op dit album. 

Golden Eagle viel ruim vijf jaar geleden op door een prachtige productie en ook Not The Girl, dat werd geproduceerd door de mij onbekende Hollow Hand en Holly Macve zelf, maakt in dit opzicht indruk. Not The Girl is ook nog eens gemaakt met een stel uitstekende muzikanten, onder wie gitarist Bill Ryder-Jones en het Britse snarenwonder Chris Hillman, en als halverwege het album toch nog een vleugje Lana Del Rey opduikt is de betovering compleet. Not The Girl van Holly Macve heeft in Nederland vooralsnog 0,0 aandacht gekregen, maar het is een uitstekend album van een groot talent. Ik ben nu al benieuwd naar album nummer drie.

Erwin Zijleman

 


Tuesday, 28 September 2021

Ride. Sunday at Eight

Sunday at Eight and I go back several years. We practised at the same venue called 'The Jammer' in Zoeterwoude-Dorp, played at the same festival organised by the venue each early summer. The band was called Fort Da at the time. Since then they changed the band name, changed practice venue, worked with producer Jan Stroomer, of The Stream fame, for their debut cd, played a house concert at our house. And then Corona came along and all became silent, that is until just before I went on holiday this summer. A single was released and an EP announced.

A new producer, a new bass player, even more has changed over the past year. Something else changed as well. Sunday at Eight seems to have made up its mind what kind of band it wants to be. At least for now. Gone are the forays into ska, gone are the Billy Joel influenced piano based songs. In 2021 Sunday at Eight is an alternative poprock band with a double guitar line up. What remains is a consistent level of songwriting and skills on parade.

In fact, Ride is the giant leap forward. Sunday at Eight no longer is the nice band of sympathetic youngsters presenting their music. It has set the step towards a band that is full of confidence and has the songs to bolster that feeling.

Opening and title song in a way puts me back years, no, decades ago. It reminds me of listening to the radio as a little boy while doing what little boys do, but in the meantime absorbing the music, defining what I would like in music for the rest in my life. 'Ride' has that 60s feel all over it. The Beatles, The Outsiders, The Rolling Stones pre-'Jumping Jack Flash', The Small Faces, all the great pop hits of 1967 and early 68 somehow fit into 'Ride'.

Mind, the song is far from a copy. If only because it is played and recorded in a way nobody had ever heard of at the time. It is straightforward poprock for the 2020s. What 'Ride' does to me, is call up all those great songs that I have somewhere deep within me for decades and claim its own spot among them. From the nice opening, making me wonder what is going to come after the intro, until the very end, the song convinces.

The rock element continues with the next, nicely rocking intro of 'The Guru'. The light sound makes the song different from 'Ride', while retaining the melodic side of Sunday at Eight. When a dirty second guitar kicks in, the light and the shade is created in the right way between the two guitars. Simply well done.

The ska element has not left the band totally. Single 'Slumber' hits the backbeat, hard. A huge difference with the past. 'Slumber' rocks and has an intricate guitar weaving middle piece, changing course and plot of the song for a while, making the song and the EP so much more interesting. In 'OK Again' Ride also has its ballad, with a deeply resigned feel. The singer may be "OK Again", he appears to be hurt by what happened.

With 'Billy' the rock side is explored once again in what may turn out to be the finest song on Ride. I haven't quite decided yet between 'Ride' and 'Billy'. It has a few references to classic rock and roll riffs and mid-60s George Harrison guitar solo lines. Pat Garrett is in the lyrics, so we soon find out who the Billy in the song is. That ugly, dirty sepia picture comes to mind, with the ugly mug of a young man set against a fence or wall, very dead.

The EP ends with a reprise of 'Ride', the right ending for the EP, reminding each and everyone how good 'Ride' is, inviting the listener  put the EP on once again. Smart thinking!

Wout de Natris

Monday, 27 September 2021

La La La. Johnny Lloyd

De Britse muzikant Johnny Lloyd blijft maar verbazen met het ene na het andere album en net als op de vorige albums staat ook het deze week verschenen La La La vol met geweldige songs.

Ik ontdekte het debuut van de Britse muzikant Johnny Lloyd min of meer bij toeval, maar nog geen twee jaar later heb ik een aardig stapeltje albums van hem in huis. De productiviteit van de Brit kent geen grenzen, maar dat gaat niet ten koste van de kwaliteit. Ook het deze week verschenen La La La (het zevende album in twee jaar tijd) staat weer vol met geweldige songs. Het zijn tijdloos klinkende songs die werkelijk alle kanten op schieten, want zo veelzijdig als op La La La was Johnny Lloyd nog niet. De Britse muzikant lag een jaar of drie geleden nog in de goot, maar laat nog maar eens horen dat hij een zeer getalenteerd songwriter is. Bijzondere kerel.

De Britse muzikant Johnny Lloyd heeft een verleden in een aantal Britse rockbands, waaronder zijn huidige band Tribes, maar de meeste indruk maakte hij wat mij betreft met zijn in 2019 verschenen soloalbum Next Episode Starts In 15 Seconds en met de soloalbums die hij sindsdien uitbracht. 

Next Episode Starts In 15 Seconds is een album dat volgde op een aardedonkere en zelfdestructieve periode in het leven van de Britse muzikant en het is een album vol intieme songs, die me af en toe wel wat deden denken aan die van Elliott Smith, met wie het helaas minder goed afliep. 

Sinds zijn debuut, dat overigens samenviel met het vaderschap, maakt Johnny Lloyd werkelijk aan de lopende band muziek. In 2019 volgde na het debuutalbum nog de verzameling demo’s Low Fidelity Vol. 1, die in 2020 werd gevolgd door de volgende verzameling demo’s Low Fidelity Vol. 2 en het echte tweede album van Johnny Lloyd, Cheap Medication. In 2020 verscheen ook nog een filmsoundtrack van zijn hand, I Hate Suzie, en ook dit jaar bracht de Britse muzikant al een filmscore uit, Rare Beasts. 

De twee soundtracks had ik nog niet opgemerkt, maar vier albums en ruim drieënhalf uur muziek in twee jaar tijd vind ik ook al een hele indrukwekkende score, zeker als je je bedenkt dat bijna alle songs van Johnny Lloyd goed zijn. Deze week verscheen alweer een nieuw album van Johnny Lloyd en ook La La La is weer een geweldig album. 

Op het vorig jaar verschenen Cheap Medication schoot de muziek van Johnny Lloyd al alle kanten op, maar op La La La maakt de muzikant uit Londen het nog wat bonter. Het album opent zwoel en soulvol, schakelt vervolgens over naar 80s pop, gaat in de derde track nog twee decennia verder terug in de tijd, om via stemmige 70s singer-songwriter pop en Britse folk uit dezelfde periode terecht te komen bij de donkere postpunk van de vroege jaren 80. 

La La La is dan pas op de helft en schakelt op de tweede helft van het album nog wat genres bij, waaronder aan Bob Dylan herinnerende folk, 90s Britpop en een ode aan Ronnie Wood, die uiteraard is gegoten in klanken die herinneren aan The Rolling Stones in veel jongere jaren. 

Net als zijn voorgangers klinkt ook La La La weer als een album dat spontaan is opgenomen in een paar dagen tijd, maar ondertussen zijn de songs van Johnny Lloyd weer raak en hoe. De Britse muzikant tovert het ene na het andere briljante popliedje uit de hoge hoed, kleurt ze verrassend trefzeker in, zingt lekker nonchalant en slaagt er ook nog eens in om steeds weer andere invloeden te verwerken in zijn meestal tijdloos klinkende songs.

Net als de vorige albums van Johnny Lloyd is ook La La La weer een album om heel vrolijk van te worden, maar ondertussen raak ik ook steeds meer overtuigd van het enorme talent van de muzikant uit Londen, die er in is geslaagd om in twee jaar tijd een respectabel oeuvre op te bouwen. 

Door de wel erg grote variatie leek La La La me op het eerste gehoor net wat minder dan Cheap Medication of Next Episode Starts In 15 Seconds, maar het nieuwe album van Johnny Lloyd staat vol groeibriljanten. Heel veel aandacht krijgen zijn albums tot dusver niet, maar ik kan iedere muziekliefhebber alleen maar adviseren om heel snel aan te haken, voor je het weet zijn er immers nog veel meer albums om in te halen.

Erwin Zijleman

 

Sunday, 26 September 2021

Glasscherven. The Avonden

Met Glasscherven brengt The Avonden een nieuwe EP uit op 12" single. Laat ik eens heel direct beginnen: het is een geweldige plaat. De sfeer is meer dan ooit jaren 60. Het meets The Velvet Underground. Beter kan ik de omschrijving niet maken. Met ergens heel diep verborgen Boudewijn de Groot die het aandurft nog dieper de underground in te gaan.

Ik ontdekte The Avonden in een voorprogramma in de kleine zaal van het Patronaat in Haarlem. De liedjes waren vooral grappig. De teksten verbloemden de kwaliteit van de muziek als het ware. De cd daarna, 'Nachtschade', was duidelijk een stap voorwaarts in muzikaal opzicht en dan komt in 2021 Glasscherven. In alles de overtreffende trap van wat hiervoor kwam.

Dat heeft twee redenen. De muziek is volledig gelijk getrokken aan de Mark van der Holsts teksten. Deze zijn nog steeds een aaneenschakeling van wonderlijke situaties, observaties en ogenschijnlijke gemeenplaatsen die net even anders gaan dan in de levens van de meeste mensen. In die muziek is veel meer ruimte voor arrangementen. Twee en drie elektrische gitaren spelen heerlijk met elkaar en met de nummers. Daar doorheen is een zeer doordringende bas te horen, die prachtig van en om de drums heenspeelt. Eigenlijk als een derde respectievelijk vierde gitaar opereert.

De tweede troef is de ondersteunende zang van Marina Tadic, die diepgang geeft aan de zang van Van der Holst die al zo overtuigend is op Glasscherven. Verrassend wordt het bovendien als er in het laatste nummer 'We Gaan Nog Niet Naar Huis' een countrytroef wordt getrokken. Een weemoedige pedal steel gitaar weent lange noten omdat dat de ik persoon geen zin heeft om in te gaan op de woorden van de ander in dit verhaal.

Er is iets veranderd bij The Avonden. De vorige platen waren leuk om naar te luisteren. Glasscherven kent een noodzaak om te beluisteren. De plaat is totaal verslavend, op een manier die ik ook lang heb gehad bij 'The Velvet Underground', de derde elpee van de legandarische band van Reed-Yule-Morrison-Tucker. Een compromisloze rocker als 'What Goes On' ontbreekt, 'Tom & Jerry' doet zijn best, maar de rest is er vrijwel allemaal. Is Glasscherven echt zo goed? Daar is het te vroeg voor om echt te concluderen, maar als ik de gitaarpartijen in het titelnummer hoor, dan krijg ik het daar behoorlijk warm van.

Zoals ik al schreef, het is een mix van Het met The Velvet Underground. Dan komt de hemel op Aarde toch heel dichtbij waar het muziek in deze soort betreft.

En als ik dan de ontregelende manier zie waarop Mark van der Hulst zijn eigen set en nummers onderuit haalt tijdens een optreden op de independent label dag in de Tolhuistuin dan kan ik alleen maar denken: wat ontzettend zonde, want je hebt goud in handen met Glasscherven. Heel veel beter dan dit kan niet, vindt

Wout de Natris

Saturday, 25 September 2021

A Beginner's Mind. Sufjan Stevens & Angelo De Augustine

Two singer-songwriters have made a duo album, so a debut album of sorts. In the mid 00s I was introduced to the former, by way of albums like 'Michigan' and 'Illinois', a promised series of 50 albums, visiting each U.S. state. This never came about and with the ever more esoteric output, I lost interest in Sufjan Stevens' music. It was not for me. The latter is a totally new name for me, so a true introduction.

As the reviews accompanying the release of A Beginner's Mind were extremely positive, I gave the release a, cautious, listen, being mindful of my 'Carrie And Lowell experience. Just like with the two albums mentioned above, though not played for over a decade, I was drawn into the duo's album ever closer.

It is not as if, at first listen, a lot happens on A Beginner's Mind. No, it was the relaxed atmosphere that drew me in. Stevens and De Augustine caught me with the soft singing. Two voices, close to singing with a whisper, the one even higher than the other. Two voices obviously fitting together.

They are the centrepiece of all happening around them. The music, made on conventional instruments, a(n acoustic) guitar, drums, bass, keyboards and even some modern electronics, is very present. It's not the music though, it is the two voices that always lead the way. Even in a more filled-in song like 'Back To Oz' the whispered singing lies fully over it. Not for the first time on the album my thoughts go back to Elliot Smith. He was a master of this trick. At times I feel like it is a long lost album by Smith. Listen to 'Murder And Crime' and tell me differently. His ghost is singing here.

The duo decided to work together after a jamming session a few years ago worked quite well. Film buffs will undoubtedly notice how famous (cult) movies, some from decades ago, even in the former century/millennium, inspired some of the songs. That's all nice to know but has nothing to do with the quality of the songs. That quality is obviously there. Both singer-songwriters brought the best they have to their session together and combined that into the soft, very atmospheric, at times mysterious songs they proudly present to the world.

This will not be an album that I personally will play a lot. For that the music is too typical. At the right occasion though, it is a perfect album. I.e. the moment that I am tired, do not want to do anything else than listen to an album with my headset on and immerse myself in music that allows me to truly relax and tune off, totally submerged in it. There are enough albums that qualify, but A Beginner's Mind definitely is added to this list.

Wout de Natris

Friday, 24 September 2021

Dark In Here. The Mountain Goats

De Amerikaanse band The Mountain Goats overtuigt met een album vol muzikale hoogstandjes, maar ook vol memorabele songs, die binnen de Amerikaanse rootsmuziek een breed palet bestrijken.

Dark In Here is het zoveelste album van de Amerikaanse band The Mountain Goats, maar de band klinkt na meer dan twintig albums nog altijd geïnspireerd en gedreven. Dark In Here laat het zo herkenbare geluid van The Mountain Goats horen en het is een geluid dat enorm veelzijdig is. De band uit Durham, North Carolina, kan uit de voeten met alles binnen de Amerikaanse rootsmuziek, maar hier blijft het niet mee. In muzikaal opzicht is het smullen van alles fraaie details die aan de oppervlakte komen, maar ook de zang draagt nadrukkelijk bij aan het eigen geluid van de band. En dan zijn er ook nog eens de aangename maar o zo knap in elkaar stekende songs. Heerlijk.

De Amerikaanse band The Mountain Goats werd precies dertig jaar geleden opgericht in Claremont, California, en heeft inmiddels meer dan twintig albums op haar naam staan. Ik was ooit een groot fan van de band en koester prachtalbums als Tallahassee uit 2002 en The Sunset Tree uit 2005, maar de afgelopen vijftien jaar liet ik de albums van de tegenwoordig vanuit Durham, North Carolina, opererende band om onduidelijke redenen meestal links liggen. 

Het vorig jaar verschenen Getting Into Knives vond ik wel weer een erg sterk album en ik weet eerlijk gezegd niet waarom het album geen plekje op de krenten uit de pop wist te bemachtigen. Met terugwerkende kracht noem ik Getting Into Knives hierbij alsnog een uitstekend album, maar opvolger Dark In Here vind ik persoonlijk nog net wat beter. Beide albums horen overigens min of meer bij elkaar, want de dag nadat de band in de legendarische Sam Phillips Studio in Memphis, Tennessee, de laatste hand had gelegd aan Getting Into Knives verhuisde het gezelschap naar de fameuze FAME Studio in Muscle Shoals, Alabama, voor het opnemen van Dark In Here. 

Dark In Here werd opgenomen op een moment dat de coronapandemie de wereld in zijn greep begon te krijgen en is mede hierdoor een stemmig album. Ik heb het altijd lastig gevonden om de muziek van de band goed te omschrijven en dat valt nog steeds niet mee. The Mountain Goats bestrijkt ook op Dark In Here een zeer breed palet binnen de Amerikaanse rootsmuziek en kan uit de voeten met alles van folk tot soul en van rock tot jazz. 

Ik moet bij beluistering van Dark In Here ook met enige regelmaat aan The Waterboys denken, maar het niveau van dit album heeft de Schotse band al een tijd niet meer gehaald. Ik hoor overigens ook wel wat van The Go-Betweens, maar dan ondergedompeld in een bad van Amerikaanse rootsmuziek. 

The Mountain Goats staan ook dit keer garant voor knap in elkaar stekende songs vol muzikale hoogstandjes, waarvoor dit keer ook nog de legendarische muzikant Spooner Oldham naar de studio in Muscle Shoals werd gehaald voor weergaloos orgelspel. In muzikaal opzicht klinkt het allemaal fantastisch. Ieder instrument komt helder uit de speakers en levert een fraaie bijdrage aan het veelzijdige geluid van de band. De ritmesectie speelt werkelijk fantastisch, net als de pianist en ook de jazzy bijdragen van blazers en het gitaarwerk op het album zijn bijzonder fraai. 

De zang van voorman John Darnielle voorziet de muziek van The Mountain Goats nog altijd van een uit duizenden herkenbaar geluid en het is geluid dat me dit keer uitstekend bevalt. Het knappe van Dark In Here is dat de muzikale hoogstandjes aaneen worden geregen, maar ondertussen maakt de Amerikaanse band ook lekker in het gehoor liggende songs. Niet alleen muzikale hoogstandjes worden aan elkaar geregen, maar ook genres, want het album dat folky opent wordt na een paar tracks voorzien van jazzy impulsen en eindigt soulvol. 

Liefhebbers van tekstuele hoogstandjes worden ook nog eens rijkelijk voorzien van veel moois, wat Dark In Here nog voorziet van een extra dimensie. Ik ben de band de afgelopen 15 jaar wat uit het oog verloren, maar dankzij het bijzonder fraaie Dark In Here ben ik weer volledig bij de les. En met de koptelefoon op krijgt het ultieme genieten nog een extra dimensie. Prachtalbum van deze bijzondere band. 

Erwin Zijleman

Thursday, 23 September 2021

Kairos 127, 4 March 2021

Will I ever catch up? No, I'm a half year behind. As I have heard no one complain I will just continue where I was before the summer

The familiar openingstune morphs into a dark drone, reminding me of, I think, 'Echoes' of Pink Floyd. Submarine like sounds bleep a few times over the drone. Isn't that in 'Echoes' as well? Harrold Roeland is an old Kairos hand by now. I can't help but wonder how different his works are. 'Nachtlied For Joshua' is almost non-existant, imperceptible.

Bas K. takes over, with his self-released single 'Down'. 'Down' is a hybrid work hanging somewhere in between a traditional singer-songwriter style and modern beats. Of course, the sound is modern, the songs intention is decades old. Not unlike Belgian artist Low Hill, who in the past made it to Kairos as well. For me this is on the edge of what I can listen to where modern music is concerned. Almost tumbling over the edge.

Anna B. Savage comes next, were it not that 'Nachtlied Voor Joshua' in the track list is at it for over 42 minutes. So undoubtedly some dark sounds pop up every once in a while. Like what happens after 'Down'. What to call Roeland's composition? Avant Garde? Modern classic? Ambient? Minimal music? I simply do not know. It is not experimental. For that it is too soft, too gentle. When the composition mildly fleshes out, I would like to pose that a church like element enters the work. A sort of reverance added to by flashes of the otherwordly. Anna B. Savage enters Kairos in a very treated way. Shards of her music, cut up, distorted, fly around. Is it .No or is Savage? I don't know, as I did not find my way into the album fast enough and left it behind at the time. 'Steady Warmth'? Not here, right now. Sorry. Coldly mysterious is a better description.

Harrold Roeland returns. Still, long held notes hover over Kairos. The drone has disappeared. Lighter notes permeate the composition. They almost disappear but seem(?) to remain only in their most essential form, near silence. There's no other way I can describe what it is I'm hearing. The notes disintegrate as it were, leaving the hint of the note behind only. 

An organ joins and strange, mysterious sounds, perhaps suggesting something blowing in the wind. A voice comes in. A high voice for a man, a deeper voice for a woman. What is it? I do not dare to take a stand here. It is a voice like the guy from City and Colour or fellow Canadian Patrick Watson. For certain is that 'Hello' is extremely mysterious.

All the mysterious sounds disappear, leaving a piano only. The voice returns, the noises return as well, as if a space invasion takes place. 'Star Trek' revisited.

Harrold Roeland is revisited again as well. He truly is the centerpiece of this Kairos, while I start appreciating what I'm hearing more and more. Here I was playing a great, new punk record while cooking dinner and now this, right after dinner.

A female voice comes in, asking me: "Where are you"? Slow experimental notes are played on a piano. When it stops an orchestra comes in, albeit on an individual level. Only a few of the instruments make their appearance. Notes of intense beauty reach me. Again Nick Cave and Nicholas Lens' L.I.T.A.N.I.E.S.' makes it to Kairos. I remember being impressed a couple of months ago and that I am once again. This has nothing to do with the Nick Cave of the 1980s and 90s. With his most recent records? There the jump to this music becomes somewhat smaller. What Cave and Lens' individual roles are, I have no way of telling, only that this combination works.

Hello, Harrold!

Yes, this is music to meditate on. I haven't done so for years and years, but I sense the feeling I had at the time immediately.

A female voice comes in. Something Eastern, my mind tells me. A language I can't place, as in not at all. A drone lies at the bottom of the music. Over it only minor changes in notes take place. It is the vocal melody that is fully in the lead here. Jozef van Wissem & SQUERL, 'Hal', from a movie soundtrack. A rhythm comes in, the singing becomes more spiced but the rhythm goes as easily as it came. Van Wissem sounds Dutch, SQUERL decidely not. I can't place this in any way. This music is totally out of my boundaries but not unpleasant as such.

Harrold Roeland comes to my rescue. The deep dark drone is back. Listening more intensely I can hear it waver, like a pulse. Should you care to ask, I think we are back at the start of this Kairos. At the point where the composition almost disappears into the void, into space even, the big nothing.

Lens and Cage return as well. A, screeching, violin and a piano, followed by a hobo or bassoon, I'm no connoisseur here. The music definitely has classical undertones. The female singer is far more modern in her way of singing. A question springs to mind. Do I have the patience to listen to the whole album? Or do the Kairos snippets work best for me? As I do not have the album, the latter works best for now.

The song stops but some noises reach my ears. Just as easily it could come from the outside. It doesn't though.

Van Wyck returns to Kairos and I can take a little credit for that. A piano, a voice and the effects present in the studio or recording tools Van Wyck uses when recording. It is all that is needed at times to create a beautiful song. No matter how "small" 'We Do Not Speak' is, it is all that needs to be there. Piano, voice, some echo.

That mysterious noise returns. What is it? I have no clue. Perhaps nothing more than electronically looped noises.

A violin cuts in, over the noise. The new contribution to Kairos plays on over the noise, that only slowly fades out. Nick Cave sings this time in 'Litany Of Godly Love'. "I eat children", Cave sings. Okay? The melody only changes when a female voice joins him. She gets all the changes, as if Nick Cave needed to be set free to change his chord. "I need you", they sing together, underscored by the musical freedom she offers Cave.

We have said goodbye to Harrold Roeland. Two excerpts remain. One from Moonchey & Tobias. Recently I was surprised by a song of the duo. Here I know exactly again why I did not like the album. The childlike voice is simply not for me.

The end of this Kairos is extremely short. A little over a minute but extremely surprising. Rotterdam noise band Rats on Rafts get a very short snippet in this Kairos. In 'Prologue. Rain', Japanese sounds are played over guitar noises mixed deep into the background. A perfect, because mysterious, ending to this Kairos.

You can listen to this Kairos here:

https://www.concertzender.nl/programma/kairos_597868/

Playlist:

00:00 – 42:44  Harrold Roeland. Nachtlied Voor Joshua (A).
Album ‘Nachtlied Voor Joshua’. Self-released.

02:31 – 05:56  Bas K. Down. Single. Self-released.

10:20 – 11:58  Anna B Savage. Steady Warmth. Album ‘A Common Turn’. City Slang.

16:03 – 21:45  Frederik Valentin. Hello ft. Fine Glindvad.
Album ‘0011001 & 0011000’. Posh Isolation.

23:01 – 28:30  Nicholas Lens/Nick Cave. Litany Of Divine Absence.
Album ‘L.I.T.A.N.I.E.S.’. Deutsche Grammophon 00289 483 9745.

31:55 – 36:24  Jozef van Wissem & SQUERL. Hal.
Album ‘Only Lovers Left Alive, OST’. Sacred Bones Records.

40:54 – 46:17  Nicholas Lens/Nick Cave. Litany Of Transformation.
Album ‘L.I.T.A.N.I.E.S.’. Deutsche Grammophon 00289 483 9745.

45:35 – 52:24  Harrold Roeland. Nachtlied voor Joshua (B) (fragment).
Album ‘Nachtlied voor Joshua’. Self-released.

46:40 – 50:48  VanWyck. We do not speak.
Album ‘God Is In The Detour. Self-released.N

51:46 – 56:30  Nicholas Lens/Nick Cave. Litany Of Godly Love.
Album ‘L.I.T.A.N.I.E.S.’. Deutsche Grammophon 00289 483 9745.

56:26 – 58:52  Moonchy & Tobias. Dies Festus.
Album ‘Moonchy & Tobias III’. Tiny Room Records.

58:48 – 59:57  Rats on rafts. Prologue, Rain.
Album ‘Excerpts From Chapter 3: The Mind Runs A Net Of Rabbit Paths’. Fire Records.


Wednesday, 22 September 2021

Ultra. Kadabra

With songtitles like 'Graveyard', 'Faded Black' and 'Death' I was pretty sure Ultra would not be an album for me. Like most metal is not and certainly not when "doom", "death", "grind" is part of the description and even more so when "core" is added there. I would have to look up what the monikers accompanying Ultra were, but on the basis of the cover art I decided to listen and quickly fell in with a good, albeit hardrocking album.

Why the cover art mention?, you might ask. Well, because art, or band pictures, showing graveyards, crucifixes or heavily bodypainted men tell me I can 100% skip the album. Look at the artwork next to these words. A lot more intriguing, isn't it?

Ultra starts with a little electrical noise, a load of feedback followed by a couple of heavy riffs that fit with many of the great, classic hardrock bands from the early 70s. The singing adds a little psychedelia to it all. The vocal melody of 'Graveyard' certainly befits the modern psychedelic scene. I would say that Kadraba is the heavy little brothers of The Black Angels. to give one example.

Kadabra is a trio from Spokane, Washington that formed during the pandemic and started to write songs together that were recorded in the fall of 2020. Nearly a year later the record is there. Garrett Zanol plays guitar and sings, Ian Nelson plays bass, Chase Howard is the drummer. The three have found the right mix between the classic rock bands from 1970 and the modern psychedelic acts. This makes them sound dated in one way, yet makes them fit in as well.

The deep end on this record is taken care of so well. Zanol's singing is mixed fully over the songs, making them stand out. The man can sing, that may be an as good explanation as any, as many psych bands mix their singers somewhere out of earshot almost. Not Kadabra. Zanol obviously wants to be heard.

What I find attractive in Ultra, is the mix of the hard and dark riffs flying around my ears in combination with the dreamy way Garrett Zanol sings. He gives the songs a tremendously attractive extra layer. The combination actually plays the two against each other while combining them as well. Next to that Zanol's guitar rips up the whole album by shredding his snares to pieces.

In the bio it says the two guitarists chose Howard for the simple reason he was the best drummer in town. I can imagine he is. Playing in a trio setting, it allows him to really go for it. Something the other two did not have to say to him twice. The whole bottom of the album is taken care of. Inventive rhythms lie underneath each songs, powerfully played, with enough subtleties to stand out.

The bass is all over the place as well. Nelson plays some great bass runs over the drums and underneath the guitars. Clean or heavily distorted, both work extremely well here. As a whole the album reminds me a little of the debut album of Black Rebel Motorcycle Club. Ultra is heavier, the impact on me is about the same. Hard-rocking psychedelia with songs that are good enough to make a real impression. Riff on, Kadabra!

Wout de Natris


Tuesday, 21 September 2021

Museum of Tomorrow. The Speed of Sound

Museum Of Tomorrow? It is more as if I stepped into a time machine, got out in 1977 and heard this album, filled with music for tomorrow. 'As time stood still', might have been a better album title, but far from progressive sounding as the actual title is.

Yesterday, now, tomorrow? Who cares when listening to an album so filled with energetic songs that bring together the best of punk, postpunk and some Britpop that leans heavily on what all that came before in pop-rock. The Speed of Sound does a lot of things very right on Museum Of Tomorrow.


The cradle of The Speed of Sound goes all the way back to Manchester, 1987. The band has gone through many incarnations and released four albums before. The current line up is together for four years but remains the vehicle for the songs of guitarist, singer John Armstrong. Together with singer, guitarist Ann-Marie Crowley Armstrong alternates lead vocals giving the band a different vocal/focal point, making the album so much stronger because of it.

Come 2021 and The Speed of Sound releases its fifth album, after releasing a string of singles on its new, American label. The influences range back as far as the mid 1960s. 'Wired' with a slightly different arrangement would easily have fitted on 'Takes Off', Jefferson Airplane's debut album, when it was still a folk influenced band. Don't be surprised when a little 12 string Rickenbacker sound à la Roger (Jim) McGuinn comes by as well. It goes to show how wide influences are.

Time has not stood still for this band. The clear drumming on the cymbals by John Broadhurst is of a subtlety no punkrock band ever commanded and the same goes for the keyboard playing by Henry Armstrong, John's son. Things really become great fun when all these influences come together in one song: 'Shadow Factory'. 60s folkrock, The Stranglers punk and a great rock guitar solo. The song works too.

Promo photo: Shay Rowan
It almost sounds like a guessing game, doesn't it? Who finds the most influences? Make no mistake, what comes first on Museum Of Tomorrow is the quality of the band's songs themselves. They are full of energy, the singing between Armstrong and Crowley is great, the melodies nearly all stand out. Museum Of Tomorrow isn't like a great, long lost album from 1980. For that the sound is too good and the quality of the players too high. This isn't a punk outfit having learned to play a guitar the day before yesterday. The Speed of Sound knows exactly how it wants to sound and has the songs to stand out. Most of all it isn't an album that is filled with the sound of doom 1980 bands were so good at, and for me totally uninteresting for the most part. The band has the joy of playing and the skills to bring that joy across. A double winner.

Wout de Natris

Monday, 20 September 2021

Overflow. Celine Cairo

De Nederlandse muzikante Celine Cairo imponeert met een sensationeel goed album vol prima songs, wonderschone klanken en vooral betoverend mooie zang, die het album tot grote hoogten optilt.

Ik moet eerlijk toegeven dat de naam Celine Cairo me helemaal niets zei toen ik haar album Overflow in handen kreeg, maar wat ben ik blij dat ik het album niet heb laten liggen. Celine Cairo heeft samen met onder andere topproducer Tim Bran een album met internationale allure afgeleverd. Het is een album dat prachtig is ingekleurd met hier en daar een verwijzing naar London Grammar en dat vol staat met aansprekende songs, maar het kippenvel komt van de prachtige stem van Celine Cairo, die veertig minuten lang imponeert met zang die je eindeloos wilt koesteren. Wat mij betreft een van de grote verrassingen van het muziekjaar 2021.

Celine Cairo is een Nederlandse singer-songwriter die inmiddels drie EP’s en drie albums op haar naam heeft staan. Ik was haar naam zelf nog niet eerder tegengekomen volgens mij, tot ik haar nieuwe album Overflow aantrof tussen de nieuwe releases van deze week. Het is wat mij betreft een van de grote verrassingen van deze week, want het nieuwe album van Celine Cairo is een wonderschoon album dat van de eerste tot de laatste noot imponeert. 

Ik begon zonder enige achtergrondinformatie aan mijn eerste beluistering van het album en dacht even dat ik nieuw werk van London Grammar in handen had. Dat is niet zo gek, want Overflow werd geproduceerd door Tim Bran, die vooral bekend is van zijn werk met Birdy, Halsey en natuurlijk London Grammar. Ook het nieuwe album van Celine Cairo bevat duidelijk de hand van Tim Bran, die tekent voor atmosferische elektronische klankentapijten en een subtiele maar zeer trefzekere organische basis. 

Om associaties op te roepen met het werk van London Grammar is meer nodig, want de band beschikt in de persoon van Hannah Reid over een van de betere zangeressen van het moment. Dat legt de lat hoog voor Celine Cairo, maar de Amsterdamse muzikante blijkt een geweldige zangeres, die zeker niet onder doet voor Hannah Reid en haar qua bereik en klankkleuren zelfs overtreft. 

Met de productie, waaraan ook de Amsterdamse muzikant en producer Benjamin Rheinländer bijdroeg, en de werkelijk prachtige stem van Celine Cairo zijn twee sterke kanten van Overflow benoemd, maar het album heeft nog veel meer te bieden. 

Celine Cairo nam haar nieuwe album op met haar vaste band, die het album op zeer fraaie wijze heeft ingekleurd. Overflow bevat zoals gezegd de van London Grammar bekende combinatie van atmosferische elektronica en subtiele organische accenten, maar waar de Britse band vaak net wat teveel vertrouwt op het ene trucje, is Overflow gevarieerder en ook sfeervoller ingekleurd. 

Ook de kwaliteit van de songs op Overflow is fascinerend hoog. Celine Cairo werkte meerdere jaren aan de songs op het album en werd hierin bijgestaan door een drietal Britse songwriters, onder wie producer Tim Bran. Het levert een serie bijzonder sterke songs op en het zijn songs waarmee Celine Cairo de competitie met de internationale concurrentie makkelijk aan kan. 

Ik was direct onder de indruk van Overflow, maar het album is sinds mijn eerste beluistering alleen maar beter geworden. Er valt steeds weer wat nieuws te ontdekken in de mooie klanken op het album, de songs blijven makkelijk hangen maar ook verrassen en dan is er ook nog de prachtige stem van Celine Cairo, die steeds meer indruk maakt en behoort tot de mooiste stemmen van het moment. 

Ik lees op het Internet nog niet heel veel over het album, maar Overflow van Celine Cairo is een album dat het absoluut verdient om gehoord te horen en dat wat mij betreft over de potentie beschikt om van de Amsterdamse singer-songwriter een wereldster te maken. 

Het is slim dat ze Tim Bran heeft gekozen voor een geluid dat onmiddellijk doet denken aan London Grammar, maar hoe vaker ik naar Overflow luister, hoe minder ik London Grammar hoor en hoe meer Celine Cairo. Ik ben over het algemeen goed voorbereid op de nieuwe albums van de week, maar deze zag ik echt niet aan komen. Ik ben er even stil van.

Erwin Zijleman

 

Sunday, 19 September 2021

Drops. Albertine

With Drops Albertine presents her debut album to the world. I felt attracted to Drops immediately but not for reasons that usually attract me at a first listen. Free flowing melodies and ear-catching choruses. No, Albertine surprised me a little more with each song. Musically, on the one hand Drops is an elementary album. Albertine does not need a lot to present her melodies. On the other hand you will hear sounds that are not common in pop music. Hence the surprises.

Yanna Pelser as Albertine, her second Christian name, goes through life on a daily basis, is a classically trained alto violinist who graduated from the Rotterdam conservatory. Playing in classical ensembles and orchestras was not as fulfilling as she had hoped. This made her switch careers to become a singer-songwriter. Along the way she started playing her violin in a totally different way, as you can hear abundantly on Drops. Basically as a classical guitar is played. This technique gives most of her songs a distinct, own sound.

From there she looks back in music a lot. Do not be surprised when the sound of the best singer-songwriters from around 1970 come by. From Crosby, Stills and Nash to Nick Drake influences can be found on Drops. 'Wind Blows' and 'Hey Today' are examples of each. Also Kate Bush around 'Cloudbusting' can be found on the album. In between she manages to bring in some jazz and classical influences as well. In short, the sound range on Drops is extremely broad, not least due to the beautiful arrangements and contributions from guest musicians on all sorts of horns, soft percussion and bass.

Drops is a soft album, in sound. That is why I am so surprised that it makes me think of Talking Heads, and not because of 'Heaven', the band's ballad. No, the uptempo fast, funky tracks. The sound of the two artists could not be much wider apart, and yet. When 'Space Dance' comes by, the funky track of Albertine, I understand the link much better, but to my ears several of the more subdued songs have this beat as well. Even while it is not there.

Finally, I am pointing to a Dutch connection, both from around 1980. Fay Lovsky comes to mind in the adventurousness of the music and a little in the singing as well. Also The Mo's first album is in Drops. In two ways. First, in the way Albertine created the sounds on Drops, together with producer Lasse Passage and second in the melodies that are not your run of the mill. They are different, not seeking the easy way out.

This brings me back to where I started above. Drops is an album that keeps surprising. Up to the very end.

Wout de Natris

P.S. On Saturday 18 September Albertine won the Jury Award in the category singer/songwriter of the Sena Performers Grand Price of Rotterdam. Congratulations!

Saturday, 18 September 2021

In The Light Of A New Day. Freddie Dilevi

"Candy, Candy, Candy", I can't help singing Iggy Pop's second greatest hit in The Netherlands during the whole of In The Light Of A New Day, Freddie Dilevi's new album. If ever it was possible to point to a single song influencing a whole album, it must be 'Candy'. As I love hearing the song, I take totally no issue with the Spanish band's new album at all.

From the very first song Freddie Dilevi starts to rock out like there's no tomorrow. Guitar, bass, drums is all it takes here. Away they go and with the exception of an odd ballad, 'Misery', sticking out like a sore thumb, the instruments keep at it, including a spruced up version of Chris Isaak's beautiful 'Blue Hotel'. The song gets a kick in the butt as it never has before. To come back to 'Misery', it's not that it's a bad song as such, but what is it doing on this album? A point of rest, okay.

Let's start with the drums for once. Drummer Pablo Guinea has a huge, dry sound giving the sound of the band tremendous depth, while his functional style lays a great foundation, basically taking care of the whole soundscape of the songs. The drums, as it were, envelope Pablo Velazquez' voice. Of course Guinea takes the opportunity to throw in a little fill or break here and there but in the end his drumming is totally functional, serving the song and not his desire to shine. In doing so he has a great role in the sound of Freddie Dilevi.

The bass, because of this, has the chance to play some great bass runs in between of the rhythm notes, embellishing the songs not a little. The kind of details that can make a song so much fun to listen to. it allows me to focus on the different elements of a song and discover more over time. Juanlu Cordero is able to shine and does.

Quique Ruiz' guitars are huge. His tough, tight rhythm playing on a distorted guitar supports the wide sound the drums already created. The solo's are often fiery and short or supportive melodies in between the singing.

With the singing I arrive at the foghorn Pablo Velazquez' voice is. His style is more in line with some crooners from before the The Beatles age, with Johnny Ray and Roy Orbison as examples and should be out of sync with the rock Freddie Dilevi presents. Also post-The Beatles singers like Frank Ifield and Scott Walker, while stylised like Bryan Ferry and yes, Iggy singing 'Candy' of course come to mind. The voice is as huge, albeit not true rock, as the songs are. Convincing it is. Velazquez is obviously not a native English speaker/singer, but who cares when his singing is so nice?

Every once in a while a nice, female backing vocal, by Abbi Fernandez, kicks in to support the vocals with some nice oohs or aahs, and even a backing vocal in the final, fantastic song, 'Cross The Line'. Also I have the idea to hear a Hammond organ here and there, deep in the mix, but I'm just not sure, strange enough. The credits do mention it though. Time to play the album on the living room set alright.

The previous record I heard by Freddie Dilevi gave me a totally different impression, as if it must be another band, filed away wrong. The crooning was not for me. In The Light Of A New Day is. The album is close to a sensation.

Wout de Natris

Friday, 17 September 2021

Mirror II. The Goon Sax

De Australische band The Goon Sax strooit op het prachtige Mirror II driftig met onweerstaanbaar lekkere popliedjes, die ook nog eens alle kanten op mogen schieten en maar blijven groeien.

De komkommertijd in de muziek lijkt deze week begonnen, maar de uit het Australische Brisbane afkomstige The Goon Sax doet er niet aan mee en levert zomaar een van de leukste albums van 2021 af. Mirror II laat horen dat The Goon Sax uit de voeten kan met popsongs die herinneren aan The Go-Betweens, maar het Australische drietal blijkt van vele markten thuis. Mirror II verschiet vrijwel continu van kleur en laat zich geen enkel etiket opplakken. De band kan uit de voeten met melodieuze en aanstekelijke songs, maar zoekt ook het experiment. Het levert een serie geweldige songs op en het zijn songs van het type die je na één keer horen nooit meer wilt vergeten. Wereldplaat!

De Australische band The Goon Sax debuteerde vijf jaar geleden, toen de leden van de band nog op de middelbare school zaten. Ik heb Up To Anything destijds niet opgemerkt en ook het in 2018 verschenen We’re Not Talking heb ik onbeluisterd op de stapel laten liggen. Het zag er lange tijd naar uit dat het bij twee albums zo blijven toen een van de leden van de band naar Berlijn vertrok en de andere twee leden aan een nieuw avontuur begonnen. Gelukkig is het allemaal weer goed gekomen, want met het deze week verschenen Mirror II zet The Goon Sax uit Brisbane een reuzenstap. 

In de openingstrack doet de muziek van The Goon Sax direct wat denken aan wat mij betreft de beste band die Australië heeft voortgebracht, The Go-Betweens. Ook die band kwam uit Brisbane, maar de verwantschap met de legendarische Australische band gaat nog een stuk verder. Bandlid Louis Forster is immers de zoon van The Go-Betweens voorman Robert Forster en heeft de kunst van het schrijven van geweldige popsongs in de genen meegekregen. 

The Goon Sax beschikt over drie getalenteerde songwriters, want ook James Harrison en Riley Jones laten op Mirror II horen dat ze een onweerstaanbaar popliedje kunnen schrijven, al vliegen die van eerstgenoemde wel eens uit de bocht. Ik heb de eerste twee albums van The Goon Sax inmiddels ook beluisterd en het zijn charmante albums, maar album nummer drie is een paar klassen beter. 

In de openingstrack doet het zoals gezegd wel wat denken aan de muziek van The Go-Betweens uit de jaren 80 en 90, maar The Goon Sax heeft op Mirror II meerdere gezichten. In de tweede track wordt een flinke batterij synths ingezet en klinkt The Goon Sax bijna als The Human League, zeker als de donkere stem van Louis Forster wordt gecombineerd met de meisjesachtige zang van Riley Jones. 

De eerste twee tracks op het album klinken al flink verschillend, maar Mirror II kan echt alle kanten op. Soms hoor je The Go-Betweens, soms 80 synthpop, soms shoegaze, soms Phil Spector girlpop, soms jangle pop, zo nu en dan new wave en postpunk en zo kan ik nog wel even doorgaan. The Goon Sax schuurt hierbij met enige regelmaat tegen zonnige en nagenoeg perfecte popliedjes aan, maar de band uit Brisbane kan ook een stuk experimenteler klinken. 

Het zijn met name de zonnige popliedjes die zich in eerste instantie genadeloos opdringen, maar ook de songs die het je net wat moeilijker maken zijn na een paar keer horen vrijwel onweerstaanbaar. Vergeleken met de vorige twee albums klinkt het allemaal wat complexer en eigenzinniger, maar de songs van de band uit Brisbane komen ook stuk voor stuk bijzonder lekker uit de speakers, zeker wanneer een scheurende sax wordt ingezet. 

Het is ook de verdienste van producer John Parish, die een goede balans heeft gevonden tussen zonnige en zoete popliedjes en wat donkerdere en schurende popsongs. Mirror II klinkt soms bijna lichtvoetig, maar het album kan net zo goed loodzwaar klinken en schakelt tussen beiden in een paar noten. 

Mirror II van The Goon Sax is een album om direct bij eerste beluistering smoorverliefd op te worden, waarna de songs van het Australische drietal alleen maar leuker en spannender worden. Het rammelt zo nu en dan aan alle kanten en het springt ook nog eens van de hak op de tak, maar ondertussen wordt de perfectie keer op keer benaderd. Wat is The Goon Sax een leuke band en wat is Mirror II een fantastisch album.

Erwin Zijleman

 

Thursday, 16 September 2021

Comfort To Me. Amyl and the Sniffers

To take a recently released song as a comparison. Wolf Alice's 'Play The Greatest Hits', a great punkrock song but also an outlier on 'Blue Weekend'. That is the song to take as a reference and starting point as far as Comfort To Me is concerned. Amyl and the Sniffers go at it from the very first second and keep at it. There's simply no holding back on the album.

Singer Amy Taylor undoubtedly is Australian, she's not hiding it for a second. A little like Courtney Barnett when she decides to rock out loud. For Ms. Barnett these are exceptions. Not for Amyl and the Sniffers. Guitar, bass, drums play full force with Taylor spitting out her lyrics like a fog horn in the mist. She has one voice and uses it to the max.

Comfort To Me is one huge surge of energy. Can I set one song apart from another? Had I been much younger, probably yes. Today? No, this album is one surge of energy that rages over me, with me enjoying every inch of the way. An overdubbed guitar solo that jumps out at me? Simply fantastic. It overtakes all the other instruments and becomes a presence all by itself. Does it matter that I can't really tell one song apart from the other? Of course not, for that Comfort To Me is simply too much fun. This album is all punkrock in the 2020s has to be. A brazen singer, great melodies and loads of energy. Because that word tells it all, energy.

Amyl and the Sniffers are too young to be on the Rum Bar Records label, but would fit there excellently between bands like The Short Fuses and The Dents. (All band members there are getting a second career in their late 40s and older.) For a simple reason. The band has the skills to write interesting songs and the chops to deliver them. The songs are not just noise and anger. Far from. They are great punk songs that make a difference in the genre. Far from commercial. It will be hard to find one on the radio. Each song has its own quality, making Comfort To Me a good album, with a potential to become great.

Wout de Natris

Wednesday, 15 September 2021

Parallel Timeline. Slothrust

Yes, I should have been warned, but once again I was fooled by the band name, Slothrust. Somehow I see a bunch of long-haired, heavily tattooed, denim or leather-cladded metal band in front of me. 'The Pact' was reviewed favourably exactly three years ago this week. And so will Parallel Timeline. The difference with my previous Slothrust review is that from the very first notes the album sat on my good side.

Opening song 'Cranium' is the kind of spaciously mixed slow alternative rocker that quite often packs me in with ease. Reading my 2018 review, I get the impression, having heard Parallel Timelines several times over the past weeks, I can rewrite the review and only have to rewrite the song titles. (One exception: the artwork. I'll refrain from commenting this time around.) Usually that spells inertia for a band. However, that would be selling Slothrust's new album considerably short.

Again, Slothrust surprises with a wide range of styles. The band can rock with the best of them, play a sensitive ballad and everything in between. Leah Weilbaum's guitars munge on huge riffs, fiery solo's and pleasant sounding balladry. Behind her the bass, Kyle Bann, and drums, Will Gorin, can grow to huge proportions. Her voice has several sides to it that she all explores and shares. I stand by my comparison with Wolf Alice('s Ellie Rowsell). Weilbaum's voice has more power but the effect they strive for in their singing is similar. From delicate and vulnerable to rage and back.

Promo photo: Lyndsey Byrnes
Listening to Parallel Timeline does ask flexibility of its listeners. Slothrust shows different sides of itself that the listener has to be able to stomach. A soft ballad is alternated with a strong rocker or a demure song built around a repeated riff on an acoustic guitar. It is an adventure in music that the listener has to be open to, to undergo.

Those who do, soar across the plethora of emotions Slothrust presents. They surf on huge guitar solo notes, are pummelled by the bass and battered by the drums, soothed by Leah Weinbaum's voice or shouted into the corner making oneself as small as possible, as hiding is the only thing left to do. It all comes by and more. But it all sounds crystal clear. Recording and mixing give Parallel Timeline a beautiful sound.

Leah Weinbaum wanted to make a very personal album. That is for her to judge. I can acknowledge that I'm being taken through a whole host of moods, atmospheres and vibes. They touch me and make me work, without noticing it, to like the album more and more. Mission accomplished by Slothrust it seems.

Wout de Natris


Tuesday, 14 September 2021

Starlight Serenade. The Foreign Films

The Foreign Films staat inmiddels al een aantal albums garant voor tijdloze popmuziek vol invloeden en ook het nieuwe album van de band rond Bill Majoros is weer een waar kunststukje.

The Foreign Films ontdekte ik een jaar of veertien geleden min of meer bij toeval, maar sindsdien ben ik fan. Heel productief is de band rond de Canadese muzikant Bill Majoros niet, maar als er een album verschijnt van The Foreign Films is het smullen. Het geldt ook weer voor het onlangs verschenen Starlight Serenade. Het is voor The Foreign Films begrippen een relatief kort album, maar er gebeurt van alles en iedere song is raak. Denk bij The Foreign Films vooral aan de jaren 70 en aan alles dat zich heeft laten inspireren door The Beatles, maar een bijzondere twist is ook op Starlight Serenade nooit ver weg. 35 minuten lang leef je op een roze wolk en het album wordt echt alleen maar onweerstaanbaarder.

De naam Bill Majoros zal niet bij iedereen een belletje doen rinkelen en ook de naam van zijn band is bij het grote publiek helaas volslagen onbekend. Het Nederlandse muziektijdschrift Heaven wees me alweer veertien jaar geleden op Distant Star, het debuutalbum van The Foreign Films. Op dit debuutalbum vermaakte en imponeerde de band rond Bill Majoros anderhalf uur lang met psychedelische popmuziek. Het album klonk als de spreekwoordelijke omgevallen platenkast, maar het was dit keer wel een zeer smaakvol gevulde platenkast. 

Distant Star is nog altijd een graag geziene gast in mijn cd-speler, maar na het debuut van The Foreign Films duurde het voor mij maar liefst elf jaar voor een nieuw album van de band opdook. The Record Collector pakte in 2018 gelukkig flink uit met twee uur nieuwe muziek en ook dit keer was het muziek vol invloeden, met een voorkeur voor invloeden uit de jaren 70. 

Het vorig jaar verschenen tussendoortje van The Foreign Films heb ik helaas gemist, maar Bill Majoros wees me gelukkig zelf op het eind vorige maand verschenen Starlight Serenade. We moeten het dit keer doen met slechts 35 minuten muziek, maar het is 35 minuten smullen. 

Direct vanaf de eerste noten draait Bill Majoros de kraan open om het warme bad van de muziek van The Foreign Films te vullen. Starlight Serenade opent aan het begin van de jaren 70 met een mix van The Beatles, 10cc, Electric Light Orchestra en een flinke dosis The Foreign Films en dat is een mix van invloeden die vaker terugkeert op het nieuwe album van de band. 

De Canadese muzikant kent absoluut zijn klassiekers, maar de muziek van The Foreign Films is zeker geen flauwe retro. Bill Majoros heeft immers niet alleen fraaie inspiratiebronnen, maar is ook zeer bedreven in het schrijven van tijdloze songs vol avontuur. Met de genoemde drie bands heeft hij niet over inspiratie te klagen, maar op Starlight Serenade sleept Bill Majoros er nog veel meer bij. 

Ook Starlight Serenade is weer de spreekwoordelijke omgevallen platenkast vol moois uit de jaren 70 en een beetje uit de jaren 80 en het is een platenkast vol klassiekers en obscure parels met hier en daar bijzondere funky en elektronische impulsen, die je op het verkeerde been zetten maar ook zielsgelukkig maken. Zeker wanneer strijkers worden ingezet klinkt de muziek van The Foreign Films zoet en Beatleque, maar het nieuwe album van de Canadese band zit ook vol goede vondsten en verrassende wendingen. 

Probleem met dit soort muziek is vaak dat je na een paar keer horen teruggrijpt op de klassiekers die hun sporen hebben nagelaten, maar bij de albums van The Foreign Films had ik daar tot dusver geen last van. Het is niet anders bij beluistering van Starlight Serenade, dat hier inmiddels voor de zoveelste keer voorbij komt en het oor nog altijd even lieflijk als genadeloos streelt. 

Distant Star en The Record Collector zijn inmiddels albums die ik intens koester en met het nieuwe album van The Foreign Films gaat het niet anders aflopen. Starlight Serenade is een bijzonder aangename luistertrip langs Memory Lane, maar het klinkt wat mij betreft geen moment gedateerd. Integendeel, het album sprankelt van de eerste tot de laatste noot. 

Wereldberoemd is Bill Majoros er helaas nog steeds niet mee geworden, maar de Canadese muzikant levert ook dit keer een pareltje af. Het album had wat mij betreft best drie of vier keer zo lang mogen duren, maar ik wil ook best wachten op een volgend prachtalbum, dat hopelijk snel komt. Wat een geweldige band is dit toch.

Erwin Zijleman


Monday, 13 September 2021

True Sound. The World of Dust

On the new The World of Dust record Stefan Breuer cooperates again with musician and composer Todd Tobias. They collaborate since 2015, with Tobias getting a greater role by the album. The first two records were solo vehicles for Breuer, who besides playing in The World of Dust, is label manager, band member or supporting musician to other artists and bands.

For True Sound Tobias sent Breuer music that he went to work at as singer, lyricist and other production activities. It all results in an album of a darkish beauty. The album comes across to me as if the songs are half hidden in the shade. Hard to discern from their surroundings but evidently, totally to be trusted. Although most of the songs have a distinctive element, a louder guitar or drums for example, they are nearly all modest. The tight drumming in 'Nel's Passing' comes as a total surprise half way into the seventh song. The change in pace and atmosphere is welcome but not strictly taken unnecessary. The mood of True Sound had already captured me.

Interestingly enough the album took me on an aural adventure worth mentioning as well. During the first, admittedly less intense, listening sessions. True Sound came across as a psychedelic album. It reminded me of my early Pink Floyd -I can't listen to anything from before 'Atom Heart Mother'- songs like 'Seamus', 'Free Four', 'If' or 'Fat Old Sun', that kind of songs. Although I can still hear this influence, I have to work harder to hear it. True Sound has totally come into its own to me.

On True Sound Stefan Breuer tells the story of his grandparents from his own personal perspective. Which is an interesting perspective, come to think of it. Grandparents, mostly, are in their 50 or 60s on the day you were born. Most of their life is behind them and lived without you, while, when lucky, as a child you have a great bond with them. Unconditional love and care. But who they are/were is usually a little shrouded and especially when they die when you are still young.

Todd Tobias is a musician who has worked in and around the Guided By Voices camp. So, in a way eight songs in 21 minutes are extremely long songs, seen from the point of view of the sketchy songwriting of Robert Pollard. He has created two kind of songs for the album. One, a mostly bare environment of a guitar and some synthesizer warbling. Two, more frivolous songs with a band setting of drums, bass and keyboards. Both create a musical environment over which Breuer can sing his songs with his soft but extremely pleasant voice. Together it becomes a beautiful mix of songs and collaboration.

With 'Sailing' the album starts with an alternative sounding riff and warbling sounds. Listening to the riff that is repeated and repeated, I truly wonder how Stefan Breuer found the vocal melody accompanying it. As an opening song it is rather daring, as 'Sailing' is not truly representative for what is to follow. To a lesser extend 'Petronella's Death' but certainly with 'Wait For The Elder' the World of Dust is going after a perfect pop song. The former is a sadder sounding song, of course, the latter goes all for it. Both songs are with a full band sound. The former has some great bass parts and a beautiful warm organ, while the latter holds some 60s psychedelic pop tones in it. With 'Hazel' the mood changes totally. The song brings me back to Nova Zembla with De Kift in the late 90s.

It goes to show how diverse True Sound is in the just 21 minutes the album lasts. 21 Minutes makes up a short album but somehow True Sound does not come across that way. The album is complete, a whole, the experience of listening to it totally right. In other words: totally balanced. An album to be cherished.

Wout de Natris

Sunday, 12 September 2021

Back In Love City. The Vaccines

Yes, I know, I written this a couple of times now over the past decades, '(Ra Ra Ra) Wrecking Bar' made a great impression on me and every The Vaccines' song coming after it simply never matched that exemplary bar. It even went this far that I lost interest in The Vaccines and missed one, maybe two albums along the way.

Comes the single and title song of the band's new album, 'Back In Love City'. It made me forget that bar. The song simply is fun, full of life and has that exuberance Django Django has in its best songs like 'Giant'. The song opens the album and the mood is simply set. As if almost nothing can go wrong from that moment onwards. Does or doesn't it?

Although a few songs made me waver, when the end of Back In Love City comes near The Vaccines have triumphed, game, set and match. In the bio it says: "most euphoric, visceral and visionary work to date". Bio's often say a lot of things that make me frown here and there and to confirm this for 100%, I would have to listen to all the albums once again, something I simply do not have the time for. What I can share with you, is that Back In Love City is an album that is totally alive. The Vaccines, what a name for a band in 2021(!), who would have thought 10 years ago?, are simply bouncing, with many songs that will become live staples in the band's set. With 'Jump Off The Top' the band even goes after that 'Wrecking Bar' bar too.

Promo photo: Frank Fieber
Working with producer Daniel Ledinsky (Tove Lo and Rihanna) means that a large pop element is infused into the band's post-Britpop and alternative rock music. The feeling the album leaves me with, is that Ledinsky has brought out the strengths of The Vaccines and shines a bright light on them. Take 'Wanderlust'. The song is a huge rocker, with loud guitars, fat drums and bass, and yet pop oozes from it as well. The result is a song that will have whole festival fields bounce in 2022. The dynamics and guitar riff are created for jumping around on. 'Wanderlust' is major party time for alternative rockers.

The impression The Vaccines left me with around its third album was, nice but where is the extra that makes me want to keep listening? The band's albums simply drifted away in time. That extra is available on Back In Love City in abundance. This is the kind of album that injects listeners with energy and holds good and interesting songs as well. At first, second and third glance it spells potential favourite album for 2021. So, although bio's are not to be trusted, sometimes, this one seems to tell the truth on the energy levels that went into making of and comes out listening to the album.

Going to Texas and record with Daniel Ledinsky was an extremely smart move for The Vaccines to do. Now, those festival fields in 2022. That unfortunately is beyond us all to control. To live up to the band's name might just be the step in the right direction.

Wout de Natris

Saturday, 11 September 2021

The Stars Are God’s Bullet Holes. John Murry

De Amerikaanse muzikant John Murry maakt nog altijd muziek die het daglicht nauwelijks kan verdragen, maar het is ook muziek van een bijzondere schoonheid en een beangstigende intensiteit.

The Stars Are God’s Bullet Holes is het derde soloalbum van de Amerikaanse muzikant John Murry. Het is de minst donkere van het stel, al is dat in het geval van John Murry een zeer relatief begrip. Ook op zijn derde soloalbum verwerkt de tegenwoordig vanuit Ierland opererende muzikant invloeden uit de Amerikaanse rootsmuziek, maar het door John Parish geproduceerde album leunt ook tegen de gruizige rock aan. Het is geen album voor een zomers feestje, maar wanneer de zon eenmaal onder is en een onweersbui losbarst, grijpt dit album je bij de strot. Het is een uniek oeuvre dat John Murry aan het opbouwen is en ook album drie is weer indrukwekkend.

Mijn eerste kennismaking met de muziek van de Amerikaanse muzikant John Murry is precies vijftien jaar oud. In 2006 maakte de in Tupelo, Mississippi, geboren muzikant, samen met de eveneens Amerikaanse muzikant Bob Frank, immers het aardedonkere en beklemmende World Without End. Het volledig met stokoude murder ballads gevulde album maakte diepe indruk en is voor mij nog altijd de mooiste verzameling in het betreffende genre. 

Zes jaar na het album met Bob Frank dook John Murry op met zijn eerste soloalbum, The Graceless Age. Het album trok in eerste instantie niet veel aandacht, maar werd een jaar later alsnog en volkomen terecht overladen met superlatieven. The Graceless Age was, ondanks het ontbreken van de murder ballads, nog wat donkerder dan het album met Bob Frank. John Murry had een jeugd vol ellende en kreeg later in zijn leven ook nog te maken met zware verslavingen, wat zijn weerslag had op het album. 

Ook het in 2017 uitgebrachte en samen met Cowboy Junkies gitarist Michael Timmins gemaakte A Short History Of Decay was een behoorlijk donker album, maar net als The Graceless Age was het ook een indrukwekkend en bijzonder mooi album. Deze week keert John Murry terug met The Stars Are God’s Bullet Holes en ook zijn derde soloalbum blijkt al snel een zeer indrukwekkend album. 

De Amerikaanse muzikant woont inmiddels al een tijd in Ierland en heeft zijn derde soloalbum gemaakt met producer John Parish, wiens naam nog altijd in één adem wordt genoemd met die van PJ Harvey. John Murry had de afgelopen jaren het patent op albums van het donkerste soort en ook The Stars Are God’s Bullet Holes is er weer een, al breekt heel af en toe de zon door tussen de gitzwarte wolken. 

In tekstueel opzicht doet het nieuwe album niet onder voor zijn twee voorgangers en ook in muzikaal opzicht maakt John Murry weer indruk. Waar zijn vorige twee albums vooral in het hokje Americana werden geduwd, gaat The Stars Are God’s Bullet Holes in een deel van de tracks wat meer de kant van de rock op. Het is gruizige rock die goed past bij de donkere stem van John Murry en zijn persoonlijke teksten. 

De Amerikaanse muzikant is de Americana overigens niet vergeten, want het album bevat ook een aantal tracks met invloeden uit de country en de folk. In de songs met wat meer rootsinvloeden klinkt John Murry nog altijd als Bruce Springsteen die een nog zwarter beeld van Nebraska schetst dan 40 jaar geleden, terwijl de rocksongs met lekker gruizig gitaarwerk wel wat doen denken aan het werk van een jongere Nick Cave. 

Het is het soort muziek dat Bruce Springsteen en Nick Cave overigens al een tijd niet meer maken, maar John Murry mag er mee schitteren. The Stars Are God’s Bullet Holes is door de duistere klanken en teksten geen album voor de zomer, maar het is vast geen toeval dat mijn eerste beluistering van het album samen viel met donkere wolken en een stevige onweersbui. 

Ik hou persoonlijk wel van de wat zonnigere klanken waarvoor je bij John Murry echt aan het verkeerde adres bent, maar net als zijn twee voorgangers is The Stars Are God’s Bullet Holes een indrukwekkend album dat je vrijwel onmiddellijk bij de strot grijpt en dat het talent van de Amerikaanse singer-songwriter nog maar eens nadrukkelijk onderstreept.

Erwin Zijleman