You can listen to 'Travelling light' here.
There was a time that I considered myself a J.J. Cale fan. It must have been around 1980 when I discovered that deliciously laidback sound of 'Shades' followed by 'Grasshopper'. 1989's 'Travel log' was another favourite and, as far as I know, Cale's latest album, 'Roll on', received a good reception in WoNo Magazine a few years back. 'Okie' I only laid my hands on in the 00s on cd. Don't ask why, I don't know, but liked it instantly.
Can an artist have a career on just "one song"? Yes, several one day flies do. J.J. Cale has many more songs, some of them were even made famous by the likes of Eric Clapton or Santana, but basically has one trick. A trick that can vary in tempo, vary in sound and even lead instrument or backed up by a female voice, but it all comes down to a sound in which unstressing is key. There is no mistaking a J.J. Cale song for anything else. In a sense that makes him a one dimensional artist, but when the inspiration is there, nothing beats a J.J. Cale record when I want to hear something relaxing in the background, that can make me dance at the same time. The cool mix of rock and roll, rockabilly, blues, jazz, country and pop all played with a touch of and the ease caused by California sunshine, constitutes something which is nothing but unique.
The balance always seems to be delicate with J.J. Cale. There are several records that I just can ignore totally. There's not a song on them that I really like. Others I treasure from the first until the very last note. One thing's for sure. The secret isn't in Cale's voice, he sounded like a pensioner in the 70s, while still in his thirties. His voice fits the music like a glove though.
Career wise J.J. Cale's career started very late. Eric Clapton seems to have heard a demo of 'After midnight' by chance, pimped the song and thus scored his first solo hit in 1970 after leaving Cream. It ensured the possibility for J.J. Cale to record his debut album 'Naturally' (1972). After that he kept putting out records regularly till the 90s, after which I lost track for a while. In 2006 there was a major comeback with Eric Clapton on the duo record 'The road to Escondido', which led to a Grammy reward.
Apparently playing live was not one of his favourite past times, although the 'Return to Tulsa' documentary seems to contradict this. I remember an ex-colleague describing a show in 1979. "He was sitting in the shade, not coming forward at all to show himself and still it was fantastic". (Reminds me of Dylan in the 80s this story.) It all adds to the mystique.
The first J.J. Cale songs I remember listening to were 'Cocaine', 'Travelling light', and 'Hey baby' from 1976's 'Troubadour', taped from an LP list show on the radio. Clapton of course pumped up 'Cocaine' in 1977, a song which most likely is still a staple of his set list. Although this fact seems to sum up most of Cale's career for most people -he writes songs and Clapton plays them- several of his albums made the LP lists in the 70s and 80s. Beyond just a favourite of reviewers, J.J. Cale reached an audience in The Netherlands. For me J.J. Cale's sound was something that was new in 1980. Something to discover, so much warmer than the clinical music of U.K. new wave in 1980. Let's hope that there is a new album on the shelf waiting to be released with the quality of 'Roll on'. That would be a nice farewell. In the meantime I'm enjoying 'Shades' for the umptieth time.
Wo.
Wednesday, 31 July 2013
Tuesday, 30 July 2013
Ladera (2). Shane Alexander
Na de recensie van Wo. (klik hier), is het de beurt aan Erwin Zijleman om zijn mening over Ladera te delen. Het lijkt erop dat ze het wel eens zijn.
Je kunt hier luisteren naar 'Surrender to the blues'.
Shane Alexander is een Amerikaanse singer-songwriter uit San Diego die inmiddels een jaar of tien platen maakt. Ondanks een aantal prima platen en heel veel lovende recensies is Shane Alexander nog altijd relatief onbekend, wat nog eens wordt onderstreept door het feit dat Wikipedia en AllMusic pagina nog geen melding maken van zijn nieuwe plaat Ladera en ophouden in 2010 of 2011. Op de Wikipedia pagina van Shane Alexander las ik wel dat de Amerikaan in 2011 heeft getoerd met Yes en Styx. Daar kon ik me heel weinig bij voorstellen omdat ik Shane Alexander toch vooral associeerde met traditionele Amerikaanse rootsmuziek, maar na beluistering van Ladera valt alles op zijn plaats. One So Young, de openingstrack van Ladera, valt op door gitaarspel dat me meer dan eens doet denken aan dat van Yes gitarist Steve Howe in zijn veel jongere jaren en heeft in de zang wel wat van Pink Floyd. Dit wordt in eerste instantie gecombineerd met een vrij traditioneel aandoende folksong, maar aan het eind van de track mag Shane Alexander even helemaal los en gaat hij op bijzonder fascinerende wijze met invloeden uit de progrock aan de haal. Alleen door de openingstrack vind ik Ladera al een fantastische plaat, maar ook de andere negen tracks op de plaat blijken van hoog niveau. In veel gevallen beperkt Shane Alexander zich niet tot de kaders van de Amerikaanse rootsmuziek, maar weet hij op even knappe als trefzekere wijze invloeden uit andere genres te integreren in zijn muziek. Dat varieert van de nog enkele keren terugkerende invloeden uit de progrock tot invloeden uit de rock ’n roll en de pop. Toch is Ladera geen plaat die van de hak op de tak springt. Shane Alexander is een getalenteerd songwriter, een uitstekend gitarist en een prima zanger. Eenvoudige luisterliedjes vormen de basis van zijn muziek, maar in tegenstelling tot de meeste van zijn soortgenoten is Shane Alexander niet vies van wat extra aankleding. Dat komt in dit genre vaak nogal gekunsteld over, maar Ladera is een plaat die zich als een warme deken om je heen slaat en die ondanks het volle geluid geen noot teveel bevat. Akoestisch gitaarspel en een warm stemgeluid laten zich uitstekend combineren met prachtige elektrische gitaarloopjes en atmosferische keyboards, maar ook als Shane Alexander kiest voor de wat meer vertrouwd klinkende pedal steel en banjo overtuigt hij met speels gemak. Ladera is uiteindelijk onder te verdelen in een aantal ingetogen tracks, een aantal tracks met opvallende uitstapjes en een aantal lekker in het gehoor liggende popliedjes en eigenlijk is alles even mooi. Ladera is zeker niet de plaat die ik op voorhand van Shane Alexander had verwacht, maar teleurgesteld ben ik niet. Integendeel. Met Ladera heeft Shane Alexander een plaat gemaakt die lijkt op geen enkele andere plaat. Het is een plaat die geen enkele muziekliefhebber mag missen.
Erwin Zijleman
Je kunt hier luisteren naar 'Surrender to the blues'.
Shane Alexander is een Amerikaanse singer-songwriter uit San Diego die inmiddels een jaar of tien platen maakt. Ondanks een aantal prima platen en heel veel lovende recensies is Shane Alexander nog altijd relatief onbekend, wat nog eens wordt onderstreept door het feit dat Wikipedia en AllMusic pagina nog geen melding maken van zijn nieuwe plaat Ladera en ophouden in 2010 of 2011. Op de Wikipedia pagina van Shane Alexander las ik wel dat de Amerikaan in 2011 heeft getoerd met Yes en Styx. Daar kon ik me heel weinig bij voorstellen omdat ik Shane Alexander toch vooral associeerde met traditionele Amerikaanse rootsmuziek, maar na beluistering van Ladera valt alles op zijn plaats. One So Young, de openingstrack van Ladera, valt op door gitaarspel dat me meer dan eens doet denken aan dat van Yes gitarist Steve Howe in zijn veel jongere jaren en heeft in de zang wel wat van Pink Floyd. Dit wordt in eerste instantie gecombineerd met een vrij traditioneel aandoende folksong, maar aan het eind van de track mag Shane Alexander even helemaal los en gaat hij op bijzonder fascinerende wijze met invloeden uit de progrock aan de haal. Alleen door de openingstrack vind ik Ladera al een fantastische plaat, maar ook de andere negen tracks op de plaat blijken van hoog niveau. In veel gevallen beperkt Shane Alexander zich niet tot de kaders van de Amerikaanse rootsmuziek, maar weet hij op even knappe als trefzekere wijze invloeden uit andere genres te integreren in zijn muziek. Dat varieert van de nog enkele keren terugkerende invloeden uit de progrock tot invloeden uit de rock ’n roll en de pop. Toch is Ladera geen plaat die van de hak op de tak springt. Shane Alexander is een getalenteerd songwriter, een uitstekend gitarist en een prima zanger. Eenvoudige luisterliedjes vormen de basis van zijn muziek, maar in tegenstelling tot de meeste van zijn soortgenoten is Shane Alexander niet vies van wat extra aankleding. Dat komt in dit genre vaak nogal gekunsteld over, maar Ladera is een plaat die zich als een warme deken om je heen slaat en die ondanks het volle geluid geen noot teveel bevat. Akoestisch gitaarspel en een warm stemgeluid laten zich uitstekend combineren met prachtige elektrische gitaarloopjes en atmosferische keyboards, maar ook als Shane Alexander kiest voor de wat meer vertrouwd klinkende pedal steel en banjo overtuigt hij met speels gemak. Ladera is uiteindelijk onder te verdelen in een aantal ingetogen tracks, een aantal tracks met opvallende uitstapjes en een aantal lekker in het gehoor liggende popliedjes en eigenlijk is alles even mooi. Ladera is zeker niet de plaat die ik op voorhand van Shane Alexander had verwacht, maar teleurgesteld ben ik niet. Integendeel. Met Ladera heeft Shane Alexander een plaat gemaakt die lijkt op geen enkele andere plaat. Het is een plaat die geen enkele muziekliefhebber mag missen.
Erwin Zijleman
Wednesday, 24 July 2013
Love songs. Vanessa Paradis
Je kunt hier naar 'Love song' luisteren.
Sinds de uitstekende tweede cd van Zaz verlang ik naar meer Franstalige muziek. Het beste dat ik heb kunnen vinden bij de Franse vestiging van Amazon komt toch wel wat verrassend van Vanessa Paradis. Vanessa Paradis dook in de tweede helft van de jaren 80 op als Frans kindsterretje met Lolita pretenties. Ze werd uiteraard opgemerkt door geilneef Serge Gainsbourg met wie ze vervolgens een heel behoorlijke plaat maakte. Vervolgens dook de nog altijd jonge Vanessa Paradis op aan de zijde van Lenny Kravitz, met wie ze een aangenaam klinkende plaat met Engelstalige muziek maakte (vooral bekend via de single Be My Baby). Het afgelopen decennium was Vanessa Paradis vooral bekend als de vrouw van Johnny Depp en als uithangbord van Chanel, maar een jaar of zes geleden maakte ze ook het uitstekende Divinidylle. Nadat haar huwelijk met Johnny Depp op de klippen was gelopen dook Vanessa Paradis de studio in, met het nu verschenen Love Songs als resultaat. Love Songs bestaat uit twee cd’s en telt maar liefst 20 songs. Het zijn songs die een volwassen zangeres laten horen (Vanessa Paradis is inmiddels 40) die op meerdere terreinen uit de voeten kan. Love Songs is een uiterst veelzijdige plaat die ondanks de speelduur van bijna vijf kwartier geen seconde verveelt. Op Love Songs overtuigt Vanessa Paradis als chansonnière, laat ze horen dat er nog altijd een angstig verleidelijk zuchtmeisje in haar schuilt en bewijst Vanessa Paradis bovendien dat ze razend knappe popliedjes vol invloeden kan schrijven en vertolken. De ene keer worden deze voorzien van moderne elektronica, de volgende keer verrijkt met een wolkje psychedelica, een flinke dosis zonnestralen of opvallende ritmes. Love Songs is door de enorme variatie een plaat die maar blijft verrassen. Het is een plaat die je humeur een enorme boost geeft, maar het is ook een plaat die je lekker weg laat dromen of juist tot bezinning laat komen. In muzikaal opzicht schiet de plaat alle kanten op. Ingetogen luisterliedjes worden afgewisseld met avontuurlijke popliedjes, maar Love Songs heeft ook zijn constanten. Aan de ene kant valt de plaat op door een steeds weer anders klinkende maar altijd ijzersterke instrumentatie (waarin gitaren vaak de strijd aan gaan met strijkers), maar de grote kracht van de plaat schuilt toch in de bijzonder overtuigende stem van Vanessa Paradis. Vanessa Paradis klonk op haar vorige platen nog altijd als het meisje dat op 14- jarige leeftijd Joe Le Taxi zong, maar de eelt op haar ziel is inmiddels overgeslagen naar haar stembanden. Love Songs kent gastbijdragen van Carl Barat (The Libertines), met wie Paradis een aardig duet zingt (dat helaas wel erg doet denken aan Where The Wild Roses Grow van Nick Cave en Kylie Minogue) en Benjomin Biolay, met wie Paradis de tijden van Serge Gainsbourg en Jane Birkin doet herleven, maar de Française is toch op haar sterkst wanneer ze in haar uppie het ene na het andere prachtliedje vertolkt op even zwoele als doorleefde wijze. Ik had het op voorhand niet verwacht, maar Vanessa Paradis is terug van weg geweest en heeft direct een prachtplaat afgeleverd die nog heel wat uurtjes in de cd speler gaat doorbrengen.
Erwin Zijleman
Sinds de uitstekende tweede cd van Zaz verlang ik naar meer Franstalige muziek. Het beste dat ik heb kunnen vinden bij de Franse vestiging van Amazon komt toch wel wat verrassend van Vanessa Paradis. Vanessa Paradis dook in de tweede helft van de jaren 80 op als Frans kindsterretje met Lolita pretenties. Ze werd uiteraard opgemerkt door geilneef Serge Gainsbourg met wie ze vervolgens een heel behoorlijke plaat maakte. Vervolgens dook de nog altijd jonge Vanessa Paradis op aan de zijde van Lenny Kravitz, met wie ze een aangenaam klinkende plaat met Engelstalige muziek maakte (vooral bekend via de single Be My Baby). Het afgelopen decennium was Vanessa Paradis vooral bekend als de vrouw van Johnny Depp en als uithangbord van Chanel, maar een jaar of zes geleden maakte ze ook het uitstekende Divinidylle. Nadat haar huwelijk met Johnny Depp op de klippen was gelopen dook Vanessa Paradis de studio in, met het nu verschenen Love Songs als resultaat. Love Songs bestaat uit twee cd’s en telt maar liefst 20 songs. Het zijn songs die een volwassen zangeres laten horen (Vanessa Paradis is inmiddels 40) die op meerdere terreinen uit de voeten kan. Love Songs is een uiterst veelzijdige plaat die ondanks de speelduur van bijna vijf kwartier geen seconde verveelt. Op Love Songs overtuigt Vanessa Paradis als chansonnière, laat ze horen dat er nog altijd een angstig verleidelijk zuchtmeisje in haar schuilt en bewijst Vanessa Paradis bovendien dat ze razend knappe popliedjes vol invloeden kan schrijven en vertolken. De ene keer worden deze voorzien van moderne elektronica, de volgende keer verrijkt met een wolkje psychedelica, een flinke dosis zonnestralen of opvallende ritmes. Love Songs is door de enorme variatie een plaat die maar blijft verrassen. Het is een plaat die je humeur een enorme boost geeft, maar het is ook een plaat die je lekker weg laat dromen of juist tot bezinning laat komen. In muzikaal opzicht schiet de plaat alle kanten op. Ingetogen luisterliedjes worden afgewisseld met avontuurlijke popliedjes, maar Love Songs heeft ook zijn constanten. Aan de ene kant valt de plaat op door een steeds weer anders klinkende maar altijd ijzersterke instrumentatie (waarin gitaren vaak de strijd aan gaan met strijkers), maar de grote kracht van de plaat schuilt toch in de bijzonder overtuigende stem van Vanessa Paradis. Vanessa Paradis klonk op haar vorige platen nog altijd als het meisje dat op 14- jarige leeftijd Joe Le Taxi zong, maar de eelt op haar ziel is inmiddels overgeslagen naar haar stembanden. Love Songs kent gastbijdragen van Carl Barat (The Libertines), met wie Paradis een aardig duet zingt (dat helaas wel erg doet denken aan Where The Wild Roses Grow van Nick Cave en Kylie Minogue) en Benjomin Biolay, met wie Paradis de tijden van Serge Gainsbourg en Jane Birkin doet herleven, maar de Française is toch op haar sterkst wanneer ze in haar uppie het ene na het andere prachtliedje vertolkt op even zwoele als doorleefde wijze. Ik had het op voorhand niet verwacht, maar Vanessa Paradis is terug van weg geweest en heeft direct een prachtplaat afgeleverd die nog heel wat uurtjes in de cd speler gaat doorbrengen.
Erwin Zijleman
Silence yourself (2). Savages
Je kunt hier luisteren naar 'She will'.
Nu de zon weer plaats dreigt te maken voor donkere wolken ga ik op zoek naar een bijpassende soundtrack. Silence Yourself van Savages bevalt tot dusver uitstekend, want de muziek van het vrouwelijke viertal uit Londen kan het zonlicht nauwelijks verdragen. Bij eerste beluistering van Silence Yourself dacht ik even dat ik een cd met obscuur werk van Siouxsie & The Banshees in de cd speler had gestopt, maar bij wat meer aandacht voor de muziek van Savages hoor je snel dat de band uit Londen meer doet dan het reproduceren van invloeden uit een ver verleden. Silence Yourself laat zich nadrukkelijk inspireren door de hoogtijdagen van de New Wave en vooral de postpunk, maar het slaagt er ook op knappe wijze in om iets toe te voegen aan de stapel platen uit een ver verleden die ik al in de kast heb staan. Uit de postpunk pikt Savages vooral de diepe bassen, de springerige gitaarloopjes en de vocalen die ergens tussen Siouxsie Sioux en Patti Smith inzitten, maar de vier dames uit Londen zijn ook niet vies van scheurende gitaren die eerder uit de noiserock van de jaren 90 afkomstig lijken en zo af en toe van tribale ritmes die de afgelopen decennia door uiteenlopende bands zijn verwerkt. Wanneer Savages kiest voor scheurende gitaren en beukende drums is de vergelijking met de postpunk klassiekers uit de late jaren 70 en vroege jaren 80 opeens ver weg en klinkt Silence Yourself opeens als Sleater Kinney on speed. En als je al het gitaargeweld even wegdenkt lijkt het opeens of Jefferson Airplane uit haar as is herrezen, maar het debuut van Savages heeft ook iets van PIL, van Joy Division, van Curve, van The Au Pairs en wanneer de gitaarwolken even de ruimte krijgen zelfs iets van de Simple Minds. Silence Yourself van Savages is een gitzwarte en bij vlagen loodzware plaat, maar het is ook een plaat waar je langzaam maar zeer zeker verslaafd aan raakt. Er zijn tientallen bands als Savages, maar geen van deze bands slaagt er in om invloeden uit meerdere genres zo knap aan elkaar te breien als de band uit Londen. Silence Yourself kun je als een stoomwals over je heen laten komen, maar je kunt de muziek van Savages ook ontleden in de onderdelen. De ene keer hoor je dan vooral het fantastische gitaarwerk, de volgende keer de bassiste die speelt alsof haar leven er van af hangt en hierna de loodzware maar zeker inventieve drumpartijen of de geweldige zang van Jenny Beth, die begint als occulte priesteres maar uiteindelijk zorgt voor heel veel kippenvel. Iedereen die toe is aan zonnige klanken uit de speakers moet met een hele grote boog om deze plaat heen lopen, maar als het best even wat donkerder mag is Silence Yourself van Savages een plaat die een diepe indruk zal maken.
Erwin Zijleman
Nu de zon weer plaats dreigt te maken voor donkere wolken ga ik op zoek naar een bijpassende soundtrack. Silence Yourself van Savages bevalt tot dusver uitstekend, want de muziek van het vrouwelijke viertal uit Londen kan het zonlicht nauwelijks verdragen. Bij eerste beluistering van Silence Yourself dacht ik even dat ik een cd met obscuur werk van Siouxsie & The Banshees in de cd speler had gestopt, maar bij wat meer aandacht voor de muziek van Savages hoor je snel dat de band uit Londen meer doet dan het reproduceren van invloeden uit een ver verleden. Silence Yourself laat zich nadrukkelijk inspireren door de hoogtijdagen van de New Wave en vooral de postpunk, maar het slaagt er ook op knappe wijze in om iets toe te voegen aan de stapel platen uit een ver verleden die ik al in de kast heb staan. Uit de postpunk pikt Savages vooral de diepe bassen, de springerige gitaarloopjes en de vocalen die ergens tussen Siouxsie Sioux en Patti Smith inzitten, maar de vier dames uit Londen zijn ook niet vies van scheurende gitaren die eerder uit de noiserock van de jaren 90 afkomstig lijken en zo af en toe van tribale ritmes die de afgelopen decennia door uiteenlopende bands zijn verwerkt. Wanneer Savages kiest voor scheurende gitaren en beukende drums is de vergelijking met de postpunk klassiekers uit de late jaren 70 en vroege jaren 80 opeens ver weg en klinkt Silence Yourself opeens als Sleater Kinney on speed. En als je al het gitaargeweld even wegdenkt lijkt het opeens of Jefferson Airplane uit haar as is herrezen, maar het debuut van Savages heeft ook iets van PIL, van Joy Division, van Curve, van The Au Pairs en wanneer de gitaarwolken even de ruimte krijgen zelfs iets van de Simple Minds. Silence Yourself van Savages is een gitzwarte en bij vlagen loodzware plaat, maar het is ook een plaat waar je langzaam maar zeer zeker verslaafd aan raakt. Er zijn tientallen bands als Savages, maar geen van deze bands slaagt er in om invloeden uit meerdere genres zo knap aan elkaar te breien als de band uit Londen. Silence Yourself kun je als een stoomwals over je heen laten komen, maar je kunt de muziek van Savages ook ontleden in de onderdelen. De ene keer hoor je dan vooral het fantastische gitaarwerk, de volgende keer de bassiste die speelt alsof haar leven er van af hangt en hierna de loodzware maar zeker inventieve drumpartijen of de geweldige zang van Jenny Beth, die begint als occulte priesteres maar uiteindelijk zorgt voor heel veel kippenvel. Iedereen die toe is aan zonnige klanken uit de speakers moet met een hele grote boog om deze plaat heen lopen, maar als het best even wat donkerder mag is Silence Yourself van Savages een plaat die een diepe indruk zal maken.
Erwin Zijleman
Trouble will find me (2). The National
Na de recensie van Wo. (klik hier) volgt hieronder Erwin Zijleman's mening.
Je kunt hier naar 'Don't swallow the crap' luisteren.
Je hebt van die platen waar je na één keer horen al van alles over op wilt schrijven, maar er zijn ook van die platen die eerst moeten rijpen voor je er een oordeel over kunt vellen. Trouble Will Find Me van The National behoort absoluut tot de laatste categorie. De band leverde met The National (2001), Sad Songs For Dirty Lovers (2003) en Alligator (2005) drie geweldige platen af, maar maakte met Boxer (2007) één van de beste platen van het eerste decennium van de 21e eeuw. Met High Violet leverde de band uit Brooklyn, New York, vervolgens één van de beste platen van het lopende decennium af. Trouble Will Find Me kan na twee zulke goede platen eigenlijk alleen maar tegenvallen, maar ook de zesde plaat van The National valt weer niet tegen. Trouble Will Find Me is een overrompelende plaat die je eigenlijk direct bij eerste beluistering al weet in te pakken, maar de plaat wordt vervolgens nog veel beter. Trouble Will Find Me is, zeker voor The National begrippen, een behoorlijk ingetogen plaat. De uitbarstingen van de vorige platen schitteren op de nieuwe plaat van de band door afwezigheid. The National maakt op haar zesde plaat vooral stemmige muziek die net wat toegankelijker is dan we van de band gewend zijn. Dat betekent echter zeker niet dat The National kiest voor het grote geld. Trouble Will Find Me is een lekker in het gehoor liggende plaat, maar The National is nog lang geen Coldplay, om maar eens een naam te noemen. Zeker wanneer je de plaat wat vaker hoort, merk je dat de songs van The National nog altijd verre van alledaags zijn en stuk voor stuk knap in elkaar steken. Trouble Will Find Me is door de stemmige klanken en de voor de band beperkte hoeveelheid dynamiek een plaat die makkelijk betovert, maar de echte impact komt pas veel later. Bijvoorbeeld wanneer je de prachtige gitaar- en keyboard partijen hebt ontrafelt, wanneer je mee zweeft met de door melancholie getekende strijkers of de aardedonkere baslijnen of wanneer je echt bent gegrepen door de diepzwarte maar wonderschone teksten van voorman Matt Berninger, die alleen maar beter is gaan zingen op deze plaat. Het blijft lastig om de muziek van The National te vergelijken met die van andere bands. In een aantal tracks hoor je duidelijk raakvlakken met de muziek van Echo & The Bunnymen en Joy Division, maar Trouble Will Find Me raakt minstens net zo vaak aan bands als American Music Club, Wilco of aan alles tussen The Arcade Fire en The Smiths. Het geeft al aan dat het noemen van namen betrekkelijk zinloos is en dat geldt voor Trouble Will Find Me nog sterker dan voor de voorgangers van de plaat. Ook met deze voorgangers moet je de zesde plaat van The National niet vergelijken, want Trouble Will Find Me is toch weer flink anders dan High Violet en zijn voorgangers. Het is een plaat om je lang mee op te sluiten. Net zo lang tot je weet dat The National wederom een plaat heeft gemaakt die behoort tot het beste dat de popmuziek van de jaren 00 te bieden heeft. Er is al verschrikkelijk veel geschreven over Trouble Will Find Me, maar met woorden doe je de unieke muziek van The National nauwelijks recht. Grootse plaat van de meest interessante band van het moment. En hij wordt nog steeds mooier. Iedere keer weer.
Erwin Zijleman
Je kunt hier naar 'Don't swallow the crap' luisteren.
Je hebt van die platen waar je na één keer horen al van alles over op wilt schrijven, maar er zijn ook van die platen die eerst moeten rijpen voor je er een oordeel over kunt vellen. Trouble Will Find Me van The National behoort absoluut tot de laatste categorie. De band leverde met The National (2001), Sad Songs For Dirty Lovers (2003) en Alligator (2005) drie geweldige platen af, maar maakte met Boxer (2007) één van de beste platen van het eerste decennium van de 21e eeuw. Met High Violet leverde de band uit Brooklyn, New York, vervolgens één van de beste platen van het lopende decennium af. Trouble Will Find Me kan na twee zulke goede platen eigenlijk alleen maar tegenvallen, maar ook de zesde plaat van The National valt weer niet tegen. Trouble Will Find Me is een overrompelende plaat die je eigenlijk direct bij eerste beluistering al weet in te pakken, maar de plaat wordt vervolgens nog veel beter. Trouble Will Find Me is, zeker voor The National begrippen, een behoorlijk ingetogen plaat. De uitbarstingen van de vorige platen schitteren op de nieuwe plaat van de band door afwezigheid. The National maakt op haar zesde plaat vooral stemmige muziek die net wat toegankelijker is dan we van de band gewend zijn. Dat betekent echter zeker niet dat The National kiest voor het grote geld. Trouble Will Find Me is een lekker in het gehoor liggende plaat, maar The National is nog lang geen Coldplay, om maar eens een naam te noemen. Zeker wanneer je de plaat wat vaker hoort, merk je dat de songs van The National nog altijd verre van alledaags zijn en stuk voor stuk knap in elkaar steken. Trouble Will Find Me is door de stemmige klanken en de voor de band beperkte hoeveelheid dynamiek een plaat die makkelijk betovert, maar de echte impact komt pas veel later. Bijvoorbeeld wanneer je de prachtige gitaar- en keyboard partijen hebt ontrafelt, wanneer je mee zweeft met de door melancholie getekende strijkers of de aardedonkere baslijnen of wanneer je echt bent gegrepen door de diepzwarte maar wonderschone teksten van voorman Matt Berninger, die alleen maar beter is gaan zingen op deze plaat. Het blijft lastig om de muziek van The National te vergelijken met die van andere bands. In een aantal tracks hoor je duidelijk raakvlakken met de muziek van Echo & The Bunnymen en Joy Division, maar Trouble Will Find Me raakt minstens net zo vaak aan bands als American Music Club, Wilco of aan alles tussen The Arcade Fire en The Smiths. Het geeft al aan dat het noemen van namen betrekkelijk zinloos is en dat geldt voor Trouble Will Find Me nog sterker dan voor de voorgangers van de plaat. Ook met deze voorgangers moet je de zesde plaat van The National niet vergelijken, want Trouble Will Find Me is toch weer flink anders dan High Violet en zijn voorgangers. Het is een plaat om je lang mee op te sluiten. Net zo lang tot je weet dat The National wederom een plaat heeft gemaakt die behoort tot het beste dat de popmuziek van de jaren 00 te bieden heeft. Er is al verschrikkelijk veel geschreven over Trouble Will Find Me, maar met woorden doe je de unieke muziek van The National nauwelijks recht. Grootse plaat van de meest interessante band van het moment. En hij wordt nog steeds mooier. Iedere keer weer.
Erwin Zijleman
Sunday, 21 July 2013
Seesaw. Beth Hart Joe Bonamassa
Je kunt hier luisteren naar 'I'll love you more than you'll ever know'.
Joe Bonamassa behoort inmiddels al een aantal jaren tot de betere gitaristen in het rootssegment (en ver daarbuiten) en heeft bovendien een aantal prima soloplaten op zijn naam staan (persoonlijk vind ik vooral Dust Bowl uit 2011 heel erg goed). Beth Hart had na haar doorbraak met Screamin’ For My Supper (met hierop de single L.A. Song) uit 1999 moeten uitgroeien tot een wereldster, maar een bijzonder wild leven (dat flink wat mannelijke rocksterren degradeert tot koorknapen) stond een glanzende carrière vaak in de weg. Twee jaar geleden vonden Beth Hart en Joe Bonamassa elkaar en doken ze de studio in. Het leverde de geslaagde selectie covers op Don’t Explain op. De samenwerking beviel de twee zo goed dat de studio alvast werd geboekt voor een opvolger en die is nu verschenen. Seesaw is een logisch vervolg op Don’t Explain, maar is ook in alle opzichten beter dan zijn voorganger. De ingrediënten zijn voor een belangrijk deel hetzelfde. Beth Hart en Joe Bonamassa zijn de studio ingedoken met een geweldige band die de pannen van het dak kan spelen, maar ook gas terug kan nemen om Beth Hart te laten schitteren, topproducer Kevin Shirley (Led Zeppelin is de meest indrukwekkende naam op zijn goedgevulde cv) zat wederom achter de knoppen en voor de songs vertrouwden Bonamassa en Hart wederom op de goedgevulde archieven van de popmuziek. Net als op Don’t Explain is het gitaarwerk van Joe Bonamassa verder om je vingers bij af te likken en Beth Hart zingt ook op Seesaw of haar leven er van af hangt. Toch is Seesaw een veel betere plaat dan zijn voorganger. De keuze van de songs is een stuk ambitieuzer en soms zelfs behoorlijk gewaagd. Wie durft zich nog te wagen aan een uitgemolken song als Nutbush City Limits en wie durft Billie Holiday’s versie van Strange Fruit naar de kroon te steken? Beth Hart en Joe Bonamassa durven het aan en komen er mee weg. De keuze van de songs is echter niet bepalend voor de kwaliteit van Seesaw. Belangrijkste verschil met Don’t Explain is dat we nu twee muzikanten horen die elkaar door en door kennen en elkaar bovendien perfect aanvoelen. Wanneer Beth Hart de emotie uit haar tenen laat komen houdt Joe Bonamassa in en wanneer Bonamassa de snaren betovert neemt Beth Hart even genoegen met een plekje op de achtergrond. De chemie tussen de muzikanten op de plaat springt makkelijk over op de luisteraar. Seesaw bevat heerlijke blues, soul en rock, waarin vooral de geweldige stem van Beth Hart opvalt. Beth Hart zingt op Seesaw als Janis Joplin, maar ook als Etta James, Aretha Franklin en noem nog maar wat grootheden op. Samen met het gitaarspel van Bonamassa voorziet het iedere klassieker op deze plaat van een nieuw laagje chroom. Het is vrijwel onweerstaanbaar op kille zondagochtenden als deze.
Erwin Zijleman
Joe Bonamassa behoort inmiddels al een aantal jaren tot de betere gitaristen in het rootssegment (en ver daarbuiten) en heeft bovendien een aantal prima soloplaten op zijn naam staan (persoonlijk vind ik vooral Dust Bowl uit 2011 heel erg goed). Beth Hart had na haar doorbraak met Screamin’ For My Supper (met hierop de single L.A. Song) uit 1999 moeten uitgroeien tot een wereldster, maar een bijzonder wild leven (dat flink wat mannelijke rocksterren degradeert tot koorknapen) stond een glanzende carrière vaak in de weg. Twee jaar geleden vonden Beth Hart en Joe Bonamassa elkaar en doken ze de studio in. Het leverde de geslaagde selectie covers op Don’t Explain op. De samenwerking beviel de twee zo goed dat de studio alvast werd geboekt voor een opvolger en die is nu verschenen. Seesaw is een logisch vervolg op Don’t Explain, maar is ook in alle opzichten beter dan zijn voorganger. De ingrediënten zijn voor een belangrijk deel hetzelfde. Beth Hart en Joe Bonamassa zijn de studio ingedoken met een geweldige band die de pannen van het dak kan spelen, maar ook gas terug kan nemen om Beth Hart te laten schitteren, topproducer Kevin Shirley (Led Zeppelin is de meest indrukwekkende naam op zijn goedgevulde cv) zat wederom achter de knoppen en voor de songs vertrouwden Bonamassa en Hart wederom op de goedgevulde archieven van de popmuziek. Net als op Don’t Explain is het gitaarwerk van Joe Bonamassa verder om je vingers bij af te likken en Beth Hart zingt ook op Seesaw of haar leven er van af hangt. Toch is Seesaw een veel betere plaat dan zijn voorganger. De keuze van de songs is een stuk ambitieuzer en soms zelfs behoorlijk gewaagd. Wie durft zich nog te wagen aan een uitgemolken song als Nutbush City Limits en wie durft Billie Holiday’s versie van Strange Fruit naar de kroon te steken? Beth Hart en Joe Bonamassa durven het aan en komen er mee weg. De keuze van de songs is echter niet bepalend voor de kwaliteit van Seesaw. Belangrijkste verschil met Don’t Explain is dat we nu twee muzikanten horen die elkaar door en door kennen en elkaar bovendien perfect aanvoelen. Wanneer Beth Hart de emotie uit haar tenen laat komen houdt Joe Bonamassa in en wanneer Bonamassa de snaren betovert neemt Beth Hart even genoegen met een plekje op de achtergrond. De chemie tussen de muzikanten op de plaat springt makkelijk over op de luisteraar. Seesaw bevat heerlijke blues, soul en rock, waarin vooral de geweldige stem van Beth Hart opvalt. Beth Hart zingt op Seesaw als Janis Joplin, maar ook als Etta James, Aretha Franklin en noem nog maar wat grootheden op. Samen met het gitaarspel van Bonamassa voorziet het iedere klassieker op deze plaat van een nieuw laagje chroom. Het is vrijwel onweerstaanbaar op kille zondagochtenden als deze.
Erwin Zijleman
Transistor corazon. Melissa Greener
Je kunt hier luisteren naar 'Transistor Corazon'.
Al maanden staart Melissa Greener me aan vanaf de cover van haar derde plaat Transistor Corazon. Al maanden wil ik het liefst van de daken schreeuwen dat dit de beste rootsplaat is die ik in tijden heb gehoord. Al maanden ben ik diep onder de indruk wanneer Transistor Corazon uit de speakers komt en dat is verrassend vaak het geval. Maanden heb ik me in moeten houden, maar nu mag het er dan eindelijk allemaal uit. Op mijn promo exemplaar van Transistor Corazon zit een sticker met de tekst "Release date: May 20" en eindelijk ligt deze datum achter ons. Het al maanden in huis hebben van een plaat maar er nog niets over kunnen of willen zeggen, is overigens niet zonder gevaar. Heel wat platen die ik na eerste beluistering graag had bedolven onder de lovende woorden, vielen na enige gewenning toch wat tegen en wisten deze BLOG uiteindelijk nooit te bereiken. Het is voor Transistor Corazon van Melissa Greener nooit een serieus gevaar geweest. Ik vind de plaat bij iedere beluistering weer net iets beter dan de keer ervoor en dat is inmiddels al maanden het geval. Melissa Greener komt uit Austin, Texas, en maakte voor Transistor Corazon twee platen die slechts in lokale kring de aandacht trokken. Ik heb ze een aantal keer beluisterd en kwam steeds tot dezelfde conclusie: Melissa Greener beschikt absoluut over talent en gaat ooit nog eens een klassieker afleveren. Die klassieker is Transistor Corazon. Melissa Greener maakt op haar derde plaat stemmige en vooral ingetogen muziek die opvalt door een warmbloedige instrumentatie. De instrumentatie is de bloedsomloop van Transistor Corazon, maar het kloppend hart is de geweldige stem van Melissa Greener. Het is een stem die zoveel namen oproept dat ik uiteindelijk alleen maar kan concluderen dat de stem van Melissa Greener zijn gelijke niet kent. Transistor Corazon bevat rootsy popsongs waarin invloeden uit het Zuiden van de Verenigde Staten nadrukkelijk aanwezig zijn en zelfs een uitstapje richting Mexico niet wordt geschuwd, maar Transistor Corazon is zeker geen 13 in een dozijn rootsplaat. Melissa Greener springt op haar nieuwe plaat van stijl naar stijl en verstapt zich geen enkele keer. Dat heeft ze voor een belangrijk deel te danken aan haar veelzijdige stem en aan de prima muzikanten die haar begeleiden, maar de ware kracht van Transistor Corazon schuilt in het feit dat alles uit het hart lijkt te komen. Melissa Greener heeft een intense plaat gemaakt die je steeds het gevoel geeft dat de plaat speciaal voor jou is gemaakt en live in de woonkamer wordt vertolkt. Het maakt de derde van Melissa Greener tot een zwaar verslavende plaat. Het is weinigen gegeven om muziek te maken die me altijd een goed gevoel geeft en ook altijd zorgt voor kippenvel, maar Melissa Greener slaagt er nu al maanden in. Ik kan nog uren doorgaan, maar misschien moet iedereen maar gewoon zelf luisteren naar de prachtplaat van Melissa Greener.
Erwin Zijleman
Al maanden staart Melissa Greener me aan vanaf de cover van haar derde plaat Transistor Corazon. Al maanden wil ik het liefst van de daken schreeuwen dat dit de beste rootsplaat is die ik in tijden heb gehoord. Al maanden ben ik diep onder de indruk wanneer Transistor Corazon uit de speakers komt en dat is verrassend vaak het geval. Maanden heb ik me in moeten houden, maar nu mag het er dan eindelijk allemaal uit. Op mijn promo exemplaar van Transistor Corazon zit een sticker met de tekst "Release date: May 20" en eindelijk ligt deze datum achter ons. Het al maanden in huis hebben van een plaat maar er nog niets over kunnen of willen zeggen, is overigens niet zonder gevaar. Heel wat platen die ik na eerste beluistering graag had bedolven onder de lovende woorden, vielen na enige gewenning toch wat tegen en wisten deze BLOG uiteindelijk nooit te bereiken. Het is voor Transistor Corazon van Melissa Greener nooit een serieus gevaar geweest. Ik vind de plaat bij iedere beluistering weer net iets beter dan de keer ervoor en dat is inmiddels al maanden het geval. Melissa Greener komt uit Austin, Texas, en maakte voor Transistor Corazon twee platen die slechts in lokale kring de aandacht trokken. Ik heb ze een aantal keer beluisterd en kwam steeds tot dezelfde conclusie: Melissa Greener beschikt absoluut over talent en gaat ooit nog eens een klassieker afleveren. Die klassieker is Transistor Corazon. Melissa Greener maakt op haar derde plaat stemmige en vooral ingetogen muziek die opvalt door een warmbloedige instrumentatie. De instrumentatie is de bloedsomloop van Transistor Corazon, maar het kloppend hart is de geweldige stem van Melissa Greener. Het is een stem die zoveel namen oproept dat ik uiteindelijk alleen maar kan concluderen dat de stem van Melissa Greener zijn gelijke niet kent. Transistor Corazon bevat rootsy popsongs waarin invloeden uit het Zuiden van de Verenigde Staten nadrukkelijk aanwezig zijn en zelfs een uitstapje richting Mexico niet wordt geschuwd, maar Transistor Corazon is zeker geen 13 in een dozijn rootsplaat. Melissa Greener springt op haar nieuwe plaat van stijl naar stijl en verstapt zich geen enkele keer. Dat heeft ze voor een belangrijk deel te danken aan haar veelzijdige stem en aan de prima muzikanten die haar begeleiden, maar de ware kracht van Transistor Corazon schuilt in het feit dat alles uit het hart lijkt te komen. Melissa Greener heeft een intense plaat gemaakt die je steeds het gevoel geeft dat de plaat speciaal voor jou is gemaakt en live in de woonkamer wordt vertolkt. Het maakt de derde van Melissa Greener tot een zwaar verslavende plaat. Het is weinigen gegeven om muziek te maken die me altijd een goed gevoel geeft en ook altijd zorgt voor kippenvel, maar Melissa Greener slaagt er nu al maanden in. Ik kan nog uren doorgaan, maar misschien moet iedereen maar gewoon zelf luisteren naar de prachtplaat van Melissa Greener.
Erwin Zijleman
Wilderness. The Handsome Family
Je kunt hier luisteren naar 'Woodpecker'.
Brett en Rennie Sparks doken halverwege de jaren 90 voor het eerst op als The Handsome Family. Vanuit Texas en later vanuit Chicago maakte het echtpaar de ene na de andere fascinerende plaat. Het zijn platen waarop traditionele bluegrass en country werd vermengd met meer alternatieve country en geweldige teksten, die zowel zware verhalen vertelden als stil stonden bij de kleine lullige dingen in het leven. De beste platen van Brett en Rennie Sparks, Through The Trees uit 1998 en In The Air uit 2000, haalden niet alleen mijn jaarlijstje maar werden ook de hemel in geprezen door de gerenommeerde Britse muziektijdschriften als Mojo en Uncut. Na In The Air maakte The Handsome Family nog een aantal prima platen, maar het bijzondere was er wel wat af. Ondanks het feit dat ik de platen van The Handsome Family hoog heb zitten, twijfel ik toch altijd of de muziek van het tweetal niet één grote grap is. Het is in dat geval een grap die lang aanhoudt, want na een paar jaar stilte is The Handsome Family terug met een nieuwe plaat, Wilderness. Grap of niet, met opener Flies hebben Brett en Rennie Sparks (waarvan met name Brett er opeens 50 jaar ouder uit ziet) me direct weer te pakken. Er is niet veel veranderd. Wilderness sluit perfect aan op alle vorige platen van het duo en valt weer op door traditionele klinkende muziek met een flinke tekstuele knipoog. Vergeleken met de vorige platen van Brett en Rennie Sparks klinkt Wilderness net wat voller en geproduceerder, maar de muziek van The Handsome Family heeft haar unieke karakter behouden. Voor een ieder die, net als ik, een zwak heeft voor de muziek van The Handsome Family voelt Wilderness direct aan als een warm bad. Op één of andere manier bevalt de plaat me veel beter dan de meeste andere platen die het duo sinds In The Air maakte en is het, net als het vier jaar verleden verschenen Honeymoon, een plaat die moet worden gerekend tot de betere platen van The Handsome Family. Vergeleken met In The Air klinkt de muziek van The Handsome Family wel iets serieuzer. Belangrijker is dat met name het gitaarwerk veel beter is. Brett Sparks soleert er in een aantal tracks op los als een ware gitaargod en is ook nog eens beter gaan zingen. Wilderness is een typische The Handsome Family plaat, maar het duo zet ook opeens een flinke stap en verrast met meer invloeden en popliedjes die zich bijzonder aangenaam in het brein nestelen. Wilderness is daarom zeer geschikt voor een ieder die het werk van het duo niet kent en een fraai opstapje naar de al lang vergeten meesterwerken van een jaar of 15 geleden. No Depression start haar recensie van de plaat met de volgende woorden: "Brett and Rennie Sparks release a new album and suddenly the World is a better place". Zo is het maar net.
Erwin Zijleman
Brett en Rennie Sparks doken halverwege de jaren 90 voor het eerst op als The Handsome Family. Vanuit Texas en later vanuit Chicago maakte het echtpaar de ene na de andere fascinerende plaat. Het zijn platen waarop traditionele bluegrass en country werd vermengd met meer alternatieve country en geweldige teksten, die zowel zware verhalen vertelden als stil stonden bij de kleine lullige dingen in het leven. De beste platen van Brett en Rennie Sparks, Through The Trees uit 1998 en In The Air uit 2000, haalden niet alleen mijn jaarlijstje maar werden ook de hemel in geprezen door de gerenommeerde Britse muziektijdschriften als Mojo en Uncut. Na In The Air maakte The Handsome Family nog een aantal prima platen, maar het bijzondere was er wel wat af. Ondanks het feit dat ik de platen van The Handsome Family hoog heb zitten, twijfel ik toch altijd of de muziek van het tweetal niet één grote grap is. Het is in dat geval een grap die lang aanhoudt, want na een paar jaar stilte is The Handsome Family terug met een nieuwe plaat, Wilderness. Grap of niet, met opener Flies hebben Brett en Rennie Sparks (waarvan met name Brett er opeens 50 jaar ouder uit ziet) me direct weer te pakken. Er is niet veel veranderd. Wilderness sluit perfect aan op alle vorige platen van het duo en valt weer op door traditionele klinkende muziek met een flinke tekstuele knipoog. Vergeleken met de vorige platen van Brett en Rennie Sparks klinkt Wilderness net wat voller en geproduceerder, maar de muziek van The Handsome Family heeft haar unieke karakter behouden. Voor een ieder die, net als ik, een zwak heeft voor de muziek van The Handsome Family voelt Wilderness direct aan als een warm bad. Op één of andere manier bevalt de plaat me veel beter dan de meeste andere platen die het duo sinds In The Air maakte en is het, net als het vier jaar verleden verschenen Honeymoon, een plaat die moet worden gerekend tot de betere platen van The Handsome Family. Vergeleken met In The Air klinkt de muziek van The Handsome Family wel iets serieuzer. Belangrijker is dat met name het gitaarwerk veel beter is. Brett Sparks soleert er in een aantal tracks op los als een ware gitaargod en is ook nog eens beter gaan zingen. Wilderness is een typische The Handsome Family plaat, maar het duo zet ook opeens een flinke stap en verrast met meer invloeden en popliedjes die zich bijzonder aangenaam in het brein nestelen. Wilderness is daarom zeer geschikt voor een ieder die het werk van het duo niet kent en een fraai opstapje naar de al lang vergeten meesterwerken van een jaar of 15 geleden. No Depression start haar recensie van de plaat met de volgende woorden: "Brett and Rennie Sparks release a new album and suddenly the World is a better place". Zo is het maar net.
Erwin Zijleman
Wednesday, 10 July 2013
Once I was an eagle. Laura Marling
Je kunt hier luisteren naar 'Devil's resting place'.
Laura Marling is pas 23, maar ze heeft toch al drie bescheiden meesterwerken op haar naam staan. Alas I Cannot Swim uit 2008, I Speak Because I Can uit 2010 en A Creature I Don't Know uit 2011 krijgen nu gezelschap van Once I Was An Eagle. Direct bij eerste beluistering was ik volkomen stuk van de vierde van Laura Marling en inmiddels is de plaat tot angstige hoogten gestegen. Het einde van de groei is nog lang niet in zicht. Op haar debuut leek Laura Marling nog uit te kunnen groeien tot een folkzangeres voor een heel breed publiek, maar op Once I Was An Eagle is hier weinig van over. De vierde van Laura Marling is een lastig te doorgronden plaat waarop Laura Marling geen compromissen sluit. Na enkele mislukte relaties heeft Laura Marling haar vaderland de rug toe gekeerd. Ze zoekt haar geluk nu in Los Angeles, maar afgaande op Once I Was An Eagle is dat nog niet erg gelukt. Op haar vierde plaat maakt Laura Marling donkere muziek die nauwelijks houvast biedt. Akoestische gitaar en de stem van Laura Marling domineren en van songs die zich houden aan de conventies van de toegankelijke popsong is nauwelijks sprake. Once I Was An Eagle doet wel wat denken aan de platen die Joni Mitchell in een heel ver verleden in hetzelfde Los Angeles maakte, maar de overeenkomsten moeten niet overdreven worden. De donkere folksongs op de vierde plaat van Laura Marling grijpen in muzikaal opzicht immers veel vaker terug op de muziek uit haar vaderland dan op de muziek uit de stad waarin ze zich nu heeft gevestigd. Once I Was An Eagle staat bol van de invloeden uit de 60s en 70s psychedelica, heeft goed geluisterd naar de grote Britse folkrockbands uit deze periode en is ook zeker geïnspireerd door de weemoedige platen van Nick Drake. De plaat bevat maar liefst 16 tracks en duurt ruim een uur. Die 16 tracks zijn overigens maar moeilijk te onderscheiden. De songs zijn zo ver verwijderd van het toegankelijke folkliedje dat ik beluistering van de vierde track in eerste instantie dacht dat de eerste track nog bezig was. Veel songs hebben ingetogen passages waarin akoestische gitaar en de expressieve stem van Laura Marling domineren, maar dit kan zomaar ontsporen. Hier en daar is de percussie behoorlijk uitbundig en hetzelfde geldt voor de gitaren, strijkers en vooral de hier en daar opduikende instrumenten uit India die het psychedelische karakter van de plaat versterken. Laura Marling verdient alle respect voor haar lef om een plaat als Once I Was An Eagle te maken, maar het blijkt al snel niet alleen een lastige maar ook een zwaar verslavende plaat. Laura Marling had al drie uitstekende platen op haar naam staan, maar de vierde is nog vele klassen beter. Ik heb de plaat inmiddels talloze keren gehoord maar het gevoel van euforie blijft. Laura Marling heeft een plaat gemaakt die zich niet laat vergelijken met een andere recent verschenen plaat. Ze doet precies wat ze zelf wil en doet dit op zo knappe en bijzondere wijze dat diepe bewondering op zijn plaats is. Once I Was An Eagle is, zoals inmiddels een aantal malen gezegd, geen hele makkelijke plaat, maar als hij eenmaal onder de huid kruipt krijg je hem er echt nooit meer onder vandaan. Met afstand de beste plaat van het moment en dat zal nog wel even zo blijven.
Erwin Zijleman
Laura Marling is pas 23, maar ze heeft toch al drie bescheiden meesterwerken op haar naam staan. Alas I Cannot Swim uit 2008, I Speak Because I Can uit 2010 en A Creature I Don't Know uit 2011 krijgen nu gezelschap van Once I Was An Eagle. Direct bij eerste beluistering was ik volkomen stuk van de vierde van Laura Marling en inmiddels is de plaat tot angstige hoogten gestegen. Het einde van de groei is nog lang niet in zicht. Op haar debuut leek Laura Marling nog uit te kunnen groeien tot een folkzangeres voor een heel breed publiek, maar op Once I Was An Eagle is hier weinig van over. De vierde van Laura Marling is een lastig te doorgronden plaat waarop Laura Marling geen compromissen sluit. Na enkele mislukte relaties heeft Laura Marling haar vaderland de rug toe gekeerd. Ze zoekt haar geluk nu in Los Angeles, maar afgaande op Once I Was An Eagle is dat nog niet erg gelukt. Op haar vierde plaat maakt Laura Marling donkere muziek die nauwelijks houvast biedt. Akoestische gitaar en de stem van Laura Marling domineren en van songs die zich houden aan de conventies van de toegankelijke popsong is nauwelijks sprake. Once I Was An Eagle doet wel wat denken aan de platen die Joni Mitchell in een heel ver verleden in hetzelfde Los Angeles maakte, maar de overeenkomsten moeten niet overdreven worden. De donkere folksongs op de vierde plaat van Laura Marling grijpen in muzikaal opzicht immers veel vaker terug op de muziek uit haar vaderland dan op de muziek uit de stad waarin ze zich nu heeft gevestigd. Once I Was An Eagle staat bol van de invloeden uit de 60s en 70s psychedelica, heeft goed geluisterd naar de grote Britse folkrockbands uit deze periode en is ook zeker geïnspireerd door de weemoedige platen van Nick Drake. De plaat bevat maar liefst 16 tracks en duurt ruim een uur. Die 16 tracks zijn overigens maar moeilijk te onderscheiden. De songs zijn zo ver verwijderd van het toegankelijke folkliedje dat ik beluistering van de vierde track in eerste instantie dacht dat de eerste track nog bezig was. Veel songs hebben ingetogen passages waarin akoestische gitaar en de expressieve stem van Laura Marling domineren, maar dit kan zomaar ontsporen. Hier en daar is de percussie behoorlijk uitbundig en hetzelfde geldt voor de gitaren, strijkers en vooral de hier en daar opduikende instrumenten uit India die het psychedelische karakter van de plaat versterken. Laura Marling verdient alle respect voor haar lef om een plaat als Once I Was An Eagle te maken, maar het blijkt al snel niet alleen een lastige maar ook een zwaar verslavende plaat. Laura Marling had al drie uitstekende platen op haar naam staan, maar de vierde is nog vele klassen beter. Ik heb de plaat inmiddels talloze keren gehoord maar het gevoel van euforie blijft. Laura Marling heeft een plaat gemaakt die zich niet laat vergelijken met een andere recent verschenen plaat. Ze doet precies wat ze zelf wil en doet dit op zo knappe en bijzondere wijze dat diepe bewondering op zijn plaats is. Once I Was An Eagle is, zoals inmiddels een aantal malen gezegd, geen hele makkelijke plaat, maar als hij eenmaal onder de huid kruipt krijg je hem er echt nooit meer onder vandaan. Met afstand de beste plaat van het moment en dat zal nog wel even zo blijven.
Erwin Zijleman
Tuesday, 9 July 2013
Modern vampires of the city. Vampire Weekend
Je kunt hier naar 'Step' luisteren.
Modern Vampires Of The City van Vampire Weekend is inmiddels al een week of twee uit, maar ook dit is zo’n plaat die je maar beter even op je in kunt laten werken voordat je er een oordeel over velt. Zonder een moment van bezinning zou het fantastische titelloze debuut van de band uit 2008 immers zomaar kunnen zijn beschreven als een plaat die schaamteloos voortborduurt op de muziek van onder andere Talking Heads, XTC en Paul Simon’s Graceland, terwijl opvolger Contra uit 2010 makkelijk het predicaat "over the top" of het etiket "mislukt" opgeplakt had kunnen krijgen. De vorige twee platen van Vampire Weekend bleken echter platen die hun geheimen slechts mondjesmaat prijs geven. Het debuut bleek uiteindelijk een geniale plaat die de genoemde invloeden uit het verleden prachtig combineerde met de eigentijdse muziek uit het New York van 2008, terwijl Contra een geen platte legpuzzel met teveel stukjes, maar een fascinerende, uit vele lagen bestaande, 3D-puzzel bleek te zijn, waarin uiteindelijk alles precies paste. Ook Modern Vampires Of The City is een plaat die je niet in één keer volledig kunt bevatten. Na eerste beluistering is de meest waarschijnlijke conclusie dat Vampire Weekend op Modern Vampires Of The City voortborduurt op zijn twee voorgangers, maar wel een wat meer ingetogen geluid laat horen. Hiermee vertel je echter niet het volledige verhaal. Modern Vampires Of The City is inderdaad wat minder uitbundig dan de vorige twee platen van de band uit New York, maar schijn bedriegt. De nieuwe plaat van Vampire Weekend bestaat uit vele lagen en zet je zo vaak op het verkeerde been dat je uiteindelijk omvalt van verbazing. De invloeden die we van de band kennen zijn nog op de achtergrond aanwezig, maar hebben inmiddels gezelschap gekregen van de meest uiteenlopende andere invloeden. Modern Vampires Of The City laat zich beluisteren als een herhaalde willekeurige greep uit een zeer goed gevulkde platenkast. Bij eerste beluistering kon ik misschien al wel 25 invloeden uit de geschiedenis van de popmuziek benoemen, maar inmiddels is het een veelvoud hiervan. Vampire Weekend was altijd al een meester in het verwerken van de meest uiteenlopende invloeden, maar op Modern Vampires Of The City gaat de band nog een stapje verder. Alle invloeden zijn op unieke wijze geïntegreerd in een uniek geluid dat slechts het noemen van één naam rechtvaardigt: Vampire Weekend. Persoonlijk word ik op Modern Vampires Of The City vooral gegrepen door de fraaie zang (die nog steeds aan Paul Simon doet denken), de bijzondere gitaarloopjes, de hemelse koortjes, de loodzware bassen en de bijzonder effectief ingezette strijkers, maar ook de liefhebbers van bijzondere ritmes en uitbarstingen van lichte gekte zijn bij de derde plaat van Vampire Weekend aan het juiste adres. De boeiende rode draad, een eerbetoon aan de stad New York, en de hoge kwaliteit van alle songs op de plaat, maken het feestje compleet. Net als stadgenoot The National heeft Vampire Weekend een plaat gemaakt die in twee weken tijd een indrukwekkende ontwikkeling heeft doorgemaakt, maar voor beide platen geldt dat het einde van de groei nog lang niet in zicht is. Kiezen tussen de beide platen is bijna onmogelijk, maar gelukkig hoef ik helemaal niet te kiezen. Vampire Weekend heeft haar beste plaat tot dusver uitgebracht. Dat is een grootse prestatie.
Erwin Zijleman
Modern Vampires Of The City van Vampire Weekend is inmiddels al een week of twee uit, maar ook dit is zo’n plaat die je maar beter even op je in kunt laten werken voordat je er een oordeel over velt. Zonder een moment van bezinning zou het fantastische titelloze debuut van de band uit 2008 immers zomaar kunnen zijn beschreven als een plaat die schaamteloos voortborduurt op de muziek van onder andere Talking Heads, XTC en Paul Simon’s Graceland, terwijl opvolger Contra uit 2010 makkelijk het predicaat "over the top" of het etiket "mislukt" opgeplakt had kunnen krijgen. De vorige twee platen van Vampire Weekend bleken echter platen die hun geheimen slechts mondjesmaat prijs geven. Het debuut bleek uiteindelijk een geniale plaat die de genoemde invloeden uit het verleden prachtig combineerde met de eigentijdse muziek uit het New York van 2008, terwijl Contra een geen platte legpuzzel met teveel stukjes, maar een fascinerende, uit vele lagen bestaande, 3D-puzzel bleek te zijn, waarin uiteindelijk alles precies paste. Ook Modern Vampires Of The City is een plaat die je niet in één keer volledig kunt bevatten. Na eerste beluistering is de meest waarschijnlijke conclusie dat Vampire Weekend op Modern Vampires Of The City voortborduurt op zijn twee voorgangers, maar wel een wat meer ingetogen geluid laat horen. Hiermee vertel je echter niet het volledige verhaal. Modern Vampires Of The City is inderdaad wat minder uitbundig dan de vorige twee platen van de band uit New York, maar schijn bedriegt. De nieuwe plaat van Vampire Weekend bestaat uit vele lagen en zet je zo vaak op het verkeerde been dat je uiteindelijk omvalt van verbazing. De invloeden die we van de band kennen zijn nog op de achtergrond aanwezig, maar hebben inmiddels gezelschap gekregen van de meest uiteenlopende andere invloeden. Modern Vampires Of The City laat zich beluisteren als een herhaalde willekeurige greep uit een zeer goed gevulkde platenkast. Bij eerste beluistering kon ik misschien al wel 25 invloeden uit de geschiedenis van de popmuziek benoemen, maar inmiddels is het een veelvoud hiervan. Vampire Weekend was altijd al een meester in het verwerken van de meest uiteenlopende invloeden, maar op Modern Vampires Of The City gaat de band nog een stapje verder. Alle invloeden zijn op unieke wijze geïntegreerd in een uniek geluid dat slechts het noemen van één naam rechtvaardigt: Vampire Weekend. Persoonlijk word ik op Modern Vampires Of The City vooral gegrepen door de fraaie zang (die nog steeds aan Paul Simon doet denken), de bijzondere gitaarloopjes, de hemelse koortjes, de loodzware bassen en de bijzonder effectief ingezette strijkers, maar ook de liefhebbers van bijzondere ritmes en uitbarstingen van lichte gekte zijn bij de derde plaat van Vampire Weekend aan het juiste adres. De boeiende rode draad, een eerbetoon aan de stad New York, en de hoge kwaliteit van alle songs op de plaat, maken het feestje compleet. Net als stadgenoot The National heeft Vampire Weekend een plaat gemaakt die in twee weken tijd een indrukwekkende ontwikkeling heeft doorgemaakt, maar voor beide platen geldt dat het einde van de groei nog lang niet in zicht is. Kiezen tussen de beide platen is bijna onmogelijk, maar gelukkig hoef ik helemaal niet te kiezen. Vampire Weekend heeft haar beste plaat tot dusver uitgebracht. Dat is een grootse prestatie.
Erwin Zijleman
Monday, 8 July 2013
mcii. Mikal Cronin
You can listen to 'Shout it out' here.
Every once a while a record comes by that just sparkles, like a mirror-ball out in the open sunshine. Fountains of Wayne was such a record. Recently I heard another such one. No, it's not that good, but Mikal Cronin beats most made by Weezer, so that is an achievement.
Mikal Cronin is a 27 year old musician from the U.S. associated with the scene around Ty Segall. Looking at his discography it's like looking at the playlist of a 70 year old rock veteran. A shear endless list of collaboration, EPs, 45s, cds he played on. Ever heard of Epsilons, Okie Dokie, Party Fowl, Moonhearts? I haven't. Cronin played with all. And found time to come up with his second solo album, mcii. And what a record it is.
Cronin manages to bring together a mix of sixties, garage rock, punkrock and a whole lot of pop feel in a bunch of super enthusiastic songs that make up mcii. As far as I'm concerned Ty Segall can't stand in the shoes of Mikal Cronin where song-writing skills go (let me correct that, as it is sometimes hard to discern a Segall song, the arranging skills). There's no shortage of that on mcii. Melodies flow freely and as if it's easy to write a great popsong. Several songs sound like they were created effortlessly. To make them more fun a saxophone comes by or a violin.
It's hard to pick out any one song, as they all have something special, something that endear. When the volume and speed go up, like in 'Change', it is still possible to hear the song as played on an acoustic guitar. It's only the distortion pedal adding flavour to the song, while a violin is allowed into the sound as well, resulting in a modern day 'Rawhide'.
The pop level on mcii goes so far that songs come close to 'I'll be there for you' the theme song of sitcom 'Friends', without annoying for one second. (Okay, the "Friends"song is sort of fun, but a bit sweet, right?) Cronin keeps surprising. When in 'Don't let me go' he bares his heart for all to hear, he comes dangerously close to the acclaimed Fountains of Wayne album and it is time to admit that mcii is not just your average punk-pop-garagerock album. mcii goes way beyond this. Mikal Cronin is showing himself as a major talent that can write great pop songs. It's time to put the album back on.
Wo.
You can order mcii here
or here
Every once a while a record comes by that just sparkles, like a mirror-ball out in the open sunshine. Fountains of Wayne was such a record. Recently I heard another such one. No, it's not that good, but Mikal Cronin beats most made by Weezer, so that is an achievement.
Mikal Cronin is a 27 year old musician from the U.S. associated with the scene around Ty Segall. Looking at his discography it's like looking at the playlist of a 70 year old rock veteran. A shear endless list of collaboration, EPs, 45s, cds he played on. Ever heard of Epsilons, Okie Dokie, Party Fowl, Moonhearts? I haven't. Cronin played with all. And found time to come up with his second solo album, mcii. And what a record it is.
Cronin manages to bring together a mix of sixties, garage rock, punkrock and a whole lot of pop feel in a bunch of super enthusiastic songs that make up mcii. As far as I'm concerned Ty Segall can't stand in the shoes of Mikal Cronin where song-writing skills go (let me correct that, as it is sometimes hard to discern a Segall song, the arranging skills). There's no shortage of that on mcii. Melodies flow freely and as if it's easy to write a great popsong. Several songs sound like they were created effortlessly. To make them more fun a saxophone comes by or a violin.
It's hard to pick out any one song, as they all have something special, something that endear. When the volume and speed go up, like in 'Change', it is still possible to hear the song as played on an acoustic guitar. It's only the distortion pedal adding flavour to the song, while a violin is allowed into the sound as well, resulting in a modern day 'Rawhide'.
The pop level on mcii goes so far that songs come close to 'I'll be there for you' the theme song of sitcom 'Friends', without annoying for one second. (Okay, the "Friends"song is sort of fun, but a bit sweet, right?) Cronin keeps surprising. When in 'Don't let me go' he bares his heart for all to hear, he comes dangerously close to the acclaimed Fountains of Wayne album and it is time to admit that mcii is not just your average punk-pop-garagerock album. mcii goes way beyond this. Mikal Cronin is showing himself as a major talent that can write great pop songs. It's time to put the album back on.
Wo.
You can order mcii here
or here
Sunday, 7 July 2013
Stereophonic Distractions
There are
these moments that while watching a movie, you suddenly
realize you
are watching actors doing their job. During the opening
scenes of
Killing them Softly there is a shot that I associated with
an
improvisation during the rehearsal; artificial mucking about with a
prop. That
sort of association is distracting.
Talking
about association.
Killing them
Softly stars the late James Gandolfini. When I heard he
passed away
I watched a few Soprano episodes. In one of the scenes
Tony Soprano
is fooling around with his goomah and Tony's tattoo
shows. From
that moment on I miss a few minutes of dialogue because my
mind ponders
off. Does Gandolfini have a tattoo? How do they apply the
tattoo to
Tony's character if Gandolfini doesn't have one, sticker,
paint? How
do the producers assure tattoo continuity? Which other
actors have
prominent tattoos? Doesn't Sean Connery have a tattoo as
well? And
suddenly my head is filled with a John Barry composition
instead of
Alabama 3's "Woke up this Morning".
This sort of
distraction happens more often when watching movies than
when
listening to music. But it does happen occasionally.
The other
day I was listening to "When in Doubt: Vamp" on my
headphones.
That tune features a drum track that covers all the toms
from high to
low, from left to right using the most extreme
stereophonic
measures possible.
What the
hell; from left to right? That is like I am sitting behind my
own drumkit,
not like I am standing in the audience. How is that with
other
recordings? What is the recording convention? Is this a
headphone
artifact? Which other tunes do feature that stereophonic
effect? And
before I recovered from the associative stream of thoughts
the next
tune on the album had started: a slick cover of the
Parliament's
"Up for the down stroke". I had completely missed a Maceo
Parker solo.
Excellent
funk never the less, that 1977 album by Fred Wesley and the Horny
Horns. Take a listen here.
OMK
Saturday, 6 July 2013
Songs from the sandbox. Tessa Rose Jackson
Je kunt hier naar '(All the) King's horses' luisteren.
De vijver met talentvolle Nederlandse vrouwelijke singer-songwriters zit momenteel overvol, maar toch zijn er de laatste weken steeds weer nieuwe talenten die aan de oppervlakte verschijnen en ook nog eens direct op weten te vallen. Het volgende talent van eigen bodem dat me heeft weten te ontroeren met een hele mooie plaat is Tessa Rose Jackson. Tessa Rose Jackson heeft Britse roots, maar opereert vanuit Amsterdam, de stad waar ze ook is opgegroeid op een streng dieet van de betere popmuziek uit de jaren 60 en 70. De afgelopen jaren studeerde ze aan de inmiddels fameuze London School for Performing Arts & Technology, beter bekend als The BRIT School, die inmiddels talenten als Amy Winehouse, Jessie J , Leona Lewis, Katie Melua , Kate Nash en vooral Adele heeft voortgebracht. Een hele groep nieuwe BRIT School talenten (let onder andere op Polly Scattergood) staat klaar om de macht te grijpen en Tessa Rose Jackson is absoluut één van deze talenten. Vrijwel in haar uppie heeft ze haar debuut Songs From The Sandbox gemaakt en dit is een debuut van een zeldzaam hoog niveau. Tessa Rose Jackson is zo’n singer-songwriter die je in één minuut volledig in kan pakken (iets wat ze letterlijk deed tijdens haar recente minuut in De Wereld Draait Door) en dat doet ze op meerdere manieren. Songs From The Sandbox bevat een aantal bijna ambachtelijke singer-songwriter songs, maar is ook niet vies van wat aanstekelijkere folky popliedjes die in het hokje indie-folk passen. Tussen ambachtelijke singer-songwriter songs en aanstekelijke folky popliedjes zit van alles en nog wat en hiervan pikt Tessa Rose Jackson flink wat mee. Het ene moment betovert ze met vrijwel onweerstaanbare koortjes en heerlijke refreinen en is er alleen maar ruimte voor de zon, maar Songs From The Sandbox bevat ook intieme en ontroerende persoonlijke songs waarin wat donkerdere wolken voorbij komen drijven. Tessa Rose Jackson heeft op The BRIT School beter opgelet dan de meeste van haar klasgenoten (of heeft gewoon meer talent), want ze tekent op Songs From The Sandbox niet alleen voor hele mooie vocalen, maar schreef ook alle songs, tekende voor de productie en de arrangementen en bespeelde bijna alle instrumenten. Het levert een plaat op die heerlijk vermaakt, maar het is ook een plaat waarop heel veel valt te ontdekken. Zeker de wat meer pop georiënteerde songs zullen het uitstekend doen op de radio en op de zomerfestivals, maar persoonlijk vind ik Tessa Rose Jackson toch het best als ze op licht melancholieke wijze intieme popliedjes vertolkt. Voor welk van de twee uitersten Tessa Rose Jackson ook kiest, haar songs vallen altijd op door hun smaakvolle instrumentatie en het vermogen van de Amsterdamse singer-songwriter om toegankelijke popliedjes te schrijven maar ook altijd net iets buiten de gebaande paden terecht te komen. Songs From The Sandbox is uiteindelijk een bijzonder afwisselende plaat met één gemene deler: pure klasse.
Erwin Zijleman
Je kunt Songs from the sandbox hier bestellen
De vijver met talentvolle Nederlandse vrouwelijke singer-songwriters zit momenteel overvol, maar toch zijn er de laatste weken steeds weer nieuwe talenten die aan de oppervlakte verschijnen en ook nog eens direct op weten te vallen. Het volgende talent van eigen bodem dat me heeft weten te ontroeren met een hele mooie plaat is Tessa Rose Jackson. Tessa Rose Jackson heeft Britse roots, maar opereert vanuit Amsterdam, de stad waar ze ook is opgegroeid op een streng dieet van de betere popmuziek uit de jaren 60 en 70. De afgelopen jaren studeerde ze aan de inmiddels fameuze London School for Performing Arts & Technology, beter bekend als The BRIT School, die inmiddels talenten als Amy Winehouse, Jessie J , Leona Lewis, Katie Melua , Kate Nash en vooral Adele heeft voortgebracht. Een hele groep nieuwe BRIT School talenten (let onder andere op Polly Scattergood) staat klaar om de macht te grijpen en Tessa Rose Jackson is absoluut één van deze talenten. Vrijwel in haar uppie heeft ze haar debuut Songs From The Sandbox gemaakt en dit is een debuut van een zeldzaam hoog niveau. Tessa Rose Jackson is zo’n singer-songwriter die je in één minuut volledig in kan pakken (iets wat ze letterlijk deed tijdens haar recente minuut in De Wereld Draait Door) en dat doet ze op meerdere manieren. Songs From The Sandbox bevat een aantal bijna ambachtelijke singer-songwriter songs, maar is ook niet vies van wat aanstekelijkere folky popliedjes die in het hokje indie-folk passen. Tussen ambachtelijke singer-songwriter songs en aanstekelijke folky popliedjes zit van alles en nog wat en hiervan pikt Tessa Rose Jackson flink wat mee. Het ene moment betovert ze met vrijwel onweerstaanbare koortjes en heerlijke refreinen en is er alleen maar ruimte voor de zon, maar Songs From The Sandbox bevat ook intieme en ontroerende persoonlijke songs waarin wat donkerdere wolken voorbij komen drijven. Tessa Rose Jackson heeft op The BRIT School beter opgelet dan de meeste van haar klasgenoten (of heeft gewoon meer talent), want ze tekent op Songs From The Sandbox niet alleen voor hele mooie vocalen, maar schreef ook alle songs, tekende voor de productie en de arrangementen en bespeelde bijna alle instrumenten. Het levert een plaat op die heerlijk vermaakt, maar het is ook een plaat waarop heel veel valt te ontdekken. Zeker de wat meer pop georiënteerde songs zullen het uitstekend doen op de radio en op de zomerfestivals, maar persoonlijk vind ik Tessa Rose Jackson toch het best als ze op licht melancholieke wijze intieme popliedjes vertolkt. Voor welk van de twee uitersten Tessa Rose Jackson ook kiest, haar songs vallen altijd op door hun smaakvolle instrumentatie en het vermogen van de Amsterdamse singer-songwriter om toegankelijke popliedjes te schrijven maar ook altijd net iets buiten de gebaande paden terecht te komen. Songs From The Sandbox is uiteindelijk een bijzonder afwisselende plaat met één gemene deler: pure klasse.
Erwin Zijleman
Je kunt Songs from the sandbox hier bestellen
Friday, 5 July 2013
...Like clockwork. Queens of the Stone Age
You can listen to 'My God is the sun' here.
It's eight years ago that I took my then young son to his first festival. Driving eastwards we told him again what bands he was going to see. Keane and R.E.M., he wanted to see these for sure. Arriving at the gates one of the security people asked him,: "So, big guy, who do you come to see"? "Queens of the Stone Age"!, he answered, as if he knew what he was talking about. It gained him respect though.
Six years after the dissapointing album 'Era vulgaris' QOTSA's back and how. Front man Josh Homme seems to have gone through some hardships fysically and inspirationally. It seems to have been worth it. ...Like clockwork comes close to a masterpiece and perhaps will grow into one over time.Where QOTSA used to be great in driving, harsh rhythms in which when in luck a good melody was discernable, on ...Like clockwork the band has seemed to have found the best of both worlds. The driving rhythms with eruptions, overridden by interesting melodies and contemplation. This relaxation of the mood brings the band on the one hand closer to Masters of Reality than ever before, while on the other a pop quell was beared by Josh Homme that makes his band so much more intriguing and interesting.
Opening track 'Keep your eyes peeled' is a good example of this straight away. It starts in mid-tempo, but dark and brooding with dark, distorted guitars, and changes in the time signature, "the eruptions". It's around 2"30 that the surprises start. A light intermezzo, slightly psychedelic, with more changes to come. 'Keep your eyes peeled' is only a set up to a piano driven ballad like 'The vampyre of time and memory'. To all appearances this song is the most beautiful Josh Homme has written to date. The only thing making it more beautiful would have been if Mark Lanegan had sung lead on this one. And what to say of the deliciously poppy single 'I sat by the ocean'. The song is signature QOTSA in everything, the rhythm, the melody, the singing and still it is so light in atmosphere. I don't like, I just love it. This is some addictive song!
Slowly it dawns on me that ...Like clockwork is also the most varied album by QOTSA to date. The blanket of distorted guitars that usually conceals all, has been lifted by Homme allowing the world to see more of his songwriting and arranging skills. Some Arctic Monkeys simmer through in 'If I had a tail' and the intro of 'My God is the sun', showing how close influences can go both ways, now that Alex Turner is in Josh Homme's camp also. (Homme produced Arctic Monkeys' 'Humbug'.) It is the variation which makes ...Like clockwork so special. It gives QOTSA extra depth and an ounce of plain fun. Every song stands out individually so much more. The Cream influenced 'Kalopsia' tricked me in thinking are they doing a Engelbert Humperdinck here? A little more bombast and 'Release me' is very near. The release in 'Kalopsia' does wonders though.
That Dave Grohl's drumming, Mark Lanegan, Nick Oliveri and Alex Turner sing some in the background is all very normal, but Elton John? Yes, the old ballad meister and accidental rocker is present, singing and playing, in 'Fairweather friends'. "One of the most exciting things I've ever done", Elton is quoted in NME. So would I have thought if I could have played on a song like this. The piano playing is mixed slightly in the back, but gives 'Fairweather friends' its own distinct flavour. A surprising cooperation but one that convinces.
Some rock-funk? 'Smooth sailing' offers just that. 'I appear missing' adds another level of grandness to the album. A small adventure Homme takes the listener on. The lyrics reflect his bad stint in a hospital, musically the song is allowed to drift, coming back to the central theme each time, while a lot is going on in the melody, the time signatures and atmosphere. ...Like clockwork' finally comes to rest with another piano ballad.
Josh Homme it seems does not hide any longer behind a wall of sound, aggression and loudness. He shares his inner self and lays it bare for all to see. "From here on it's all downhill", he sings. That remains to be seen. It seems like Homme has found a new well to drink from after the first one dried out. Whatever it is that is in the water, I like it. Keep drinking, Mr. Homme.
A last word about the album cover. An alternative to Klimt's 'The kiss' in Schiele style? Who knows more?
Wo.
You can order ...Like clockwork here
or here
It's eight years ago that I took my then young son to his first festival. Driving eastwards we told him again what bands he was going to see. Keane and R.E.M., he wanted to see these for sure. Arriving at the gates one of the security people asked him,: "So, big guy, who do you come to see"? "Queens of the Stone Age"!, he answered, as if he knew what he was talking about. It gained him respect though.
Six years after the dissapointing album 'Era vulgaris' QOTSA's back and how. Front man Josh Homme seems to have gone through some hardships fysically and inspirationally. It seems to have been worth it. ...Like clockwork comes close to a masterpiece and perhaps will grow into one over time.Where QOTSA used to be great in driving, harsh rhythms in which when in luck a good melody was discernable, on ...Like clockwork the band has seemed to have found the best of both worlds. The driving rhythms with eruptions, overridden by interesting melodies and contemplation. This relaxation of the mood brings the band on the one hand closer to Masters of Reality than ever before, while on the other a pop quell was beared by Josh Homme that makes his band so much more intriguing and interesting.
Opening track 'Keep your eyes peeled' is a good example of this straight away. It starts in mid-tempo, but dark and brooding with dark, distorted guitars, and changes in the time signature, "the eruptions". It's around 2"30 that the surprises start. A light intermezzo, slightly psychedelic, with more changes to come. 'Keep your eyes peeled' is only a set up to a piano driven ballad like 'The vampyre of time and memory'. To all appearances this song is the most beautiful Josh Homme has written to date. The only thing making it more beautiful would have been if Mark Lanegan had sung lead on this one. And what to say of the deliciously poppy single 'I sat by the ocean'. The song is signature QOTSA in everything, the rhythm, the melody, the singing and still it is so light in atmosphere. I don't like, I just love it. This is some addictive song!
Slowly it dawns on me that ...Like clockwork is also the most varied album by QOTSA to date. The blanket of distorted guitars that usually conceals all, has been lifted by Homme allowing the world to see more of his songwriting and arranging skills. Some Arctic Monkeys simmer through in 'If I had a tail' and the intro of 'My God is the sun', showing how close influences can go both ways, now that Alex Turner is in Josh Homme's camp also. (Homme produced Arctic Monkeys' 'Humbug'.) It is the variation which makes ...Like clockwork so special. It gives QOTSA extra depth and an ounce of plain fun. Every song stands out individually so much more. The Cream influenced 'Kalopsia' tricked me in thinking are they doing a Engelbert Humperdinck here? A little more bombast and 'Release me' is very near. The release in 'Kalopsia' does wonders though.
That Dave Grohl's drumming, Mark Lanegan, Nick Oliveri and Alex Turner sing some in the background is all very normal, but Elton John? Yes, the old ballad meister and accidental rocker is present, singing and playing, in 'Fairweather friends'. "One of the most exciting things I've ever done", Elton is quoted in NME. So would I have thought if I could have played on a song like this. The piano playing is mixed slightly in the back, but gives 'Fairweather friends' its own distinct flavour. A surprising cooperation but one that convinces.
Some rock-funk? 'Smooth sailing' offers just that. 'I appear missing' adds another level of grandness to the album. A small adventure Homme takes the listener on. The lyrics reflect his bad stint in a hospital, musically the song is allowed to drift, coming back to the central theme each time, while a lot is going on in the melody, the time signatures and atmosphere. ...Like clockwork' finally comes to rest with another piano ballad.
Josh Homme it seems does not hide any longer behind a wall of sound, aggression and loudness. He shares his inner self and lays it bare for all to see. "From here on it's all downhill", he sings. That remains to be seen. It seems like Homme has found a new well to drink from after the first one dried out. Whatever it is that is in the water, I like it. Keep drinking, Mr. Homme.
A last word about the album cover. An alternative to Klimt's 'The kiss' in Schiele style? Who knows more?
Wo.
You can order ...Like clockwork here
or here
Thursday, 4 July 2013
Arctic Monkeys and Franz Ferdinand
All WoNo Magazine readers of old, this is a warning, you better take cover, because the FF word is about to pop up in this review. In one week I noticed that my two favourite bands of the zeroes released a new single. The first, 'Love illumination', is all over Dutch 3FM radio as single of the week. The second, 'Do I wanna know?', I have not heard yet at this moment of writing. So let's take a closer look at the two new songs, but not before some in depth information.
Franz Ferdinand were absolutely my band in 2004 and 2005. Hearing the way 'Jacqueline' blew up after the mellow intro, almost literally blew me off my chair at Velvet record store and that was only the beginning of the fun. 'Franz Ferdinand' was my album of 2004, 'You could have it so much better' of 2005. All this changed in 2006. The coming of '(I bet you look good on the) Dance floor of Arctic Monkeys was a game changer. Where Franz Ferdinand was good time fun, Arctic Monkeys is, imho, nothing more than the birth of The Beatles in the zeroes all over. With three personal albums of the year since 2006 and two top 10s, including The Last Shadow Puppets, you can imagine that the new album is expected with some anxiety in my home.
Franz Ferdinand has released two songs so far on Spotify. 'Love illumination' hits for the dance floor. It starts with a recognisable riff, that is classic Franz Ferdinand. Great fun. The rhythm is tight and neat. Tighter than ever before, I'd say. The melody just begs singing along to. At first listen something appears to be missing also. Where is the letting go moment Franz Ferdinand songs are so well known for? 'Love illumination' seems to be on hold or holding back. Listening closer, there are a few great fun moments, the high sounding keyboard solo is fabulous and the double tracked vocals also lift the song to higher levels, as does the finale with its rising vocals. 'Love illuminations' is not as much fun as 'Do you wanna', which it reminds me of most, but has its moments that will endear itself to me over the coming listening sessions. 'Right action' is the second song on Spotify. This seems a typical Franz Ferdinand b-side song. Still a lot of fun, but somewhat easier going than album tracks. 'Right action' has a few 60s elements built into it, while at the same time being total FF. An upbeat song with rolling drums, marching band style. Four years is too long, gentlemen, but it was well worth the wait so far.
'Do I wanna know?' is the new Arctic Monkeys single, which I'm listening to for the first time right
now. What I'm hearing is a dark song, where Alex Turner is sing-talking volumes of text over sketchy music. A faint hint of a dance rhythm. High background singing. The only release comes in the chorus, but even this is sparsely allowed the listener. 'Do I wanna know?' is clearly not a song to endear to easily. As before Alex Turner is surprising his followers with different music than before, more in the style of the songs on 'Humbug' than 'Suck it and see' (as he left his first two albums behind a while ago). There's definitely some QOTSA in the chorus. A chorus that becomes more intricate and multi layered with each new listen. So slowly but surely it dawns on me that I'm listening to a great song, that, just like it's topic, is drawing me closer, turning me away, drawing me closer "Crawling back to you".
At first listens Franz Ferdinand won by 1-0, but it looks like it is a draw now or better the two songs are totally incomparable. For both goes that I can't wait till the albums are here.
Wo.
Franz Ferdinand were absolutely my band in 2004 and 2005. Hearing the way 'Jacqueline' blew up after the mellow intro, almost literally blew me off my chair at Velvet record store and that was only the beginning of the fun. 'Franz Ferdinand' was my album of 2004, 'You could have it so much better' of 2005. All this changed in 2006. The coming of '(I bet you look good on the) Dance floor of Arctic Monkeys was a game changer. Where Franz Ferdinand was good time fun, Arctic Monkeys is, imho, nothing more than the birth of The Beatles in the zeroes all over. With three personal albums of the year since 2006 and two top 10s, including The Last Shadow Puppets, you can imagine that the new album is expected with some anxiety in my home.
Franz Ferdinand has released two songs so far on Spotify. 'Love illumination' hits for the dance floor. It starts with a recognisable riff, that is classic Franz Ferdinand. Great fun. The rhythm is tight and neat. Tighter than ever before, I'd say. The melody just begs singing along to. At first listen something appears to be missing also. Where is the letting go moment Franz Ferdinand songs are so well known for? 'Love illumination' seems to be on hold or holding back. Listening closer, there are a few great fun moments, the high sounding keyboard solo is fabulous and the double tracked vocals also lift the song to higher levels, as does the finale with its rising vocals. 'Love illuminations' is not as much fun as 'Do you wanna', which it reminds me of most, but has its moments that will endear itself to me over the coming listening sessions. 'Right action' is the second song on Spotify. This seems a typical Franz Ferdinand b-side song. Still a lot of fun, but somewhat easier going than album tracks. 'Right action' has a few 60s elements built into it, while at the same time being total FF. An upbeat song with rolling drums, marching band style. Four years is too long, gentlemen, but it was well worth the wait so far.
'Do I wanna know?' is the new Arctic Monkeys single, which I'm listening to for the first time right
now. What I'm hearing is a dark song, where Alex Turner is sing-talking volumes of text over sketchy music. A faint hint of a dance rhythm. High background singing. The only release comes in the chorus, but even this is sparsely allowed the listener. 'Do I wanna know?' is clearly not a song to endear to easily. As before Alex Turner is surprising his followers with different music than before, more in the style of the songs on 'Humbug' than 'Suck it and see' (as he left his first two albums behind a while ago). There's definitely some QOTSA in the chorus. A chorus that becomes more intricate and multi layered with each new listen. So slowly but surely it dawns on me that I'm listening to a great song, that, just like it's topic, is drawing me closer, turning me away, drawing me closer "Crawling back to you".
At first listens Franz Ferdinand won by 1-0, but it looks like it is a draw now or better the two songs are totally incomparable. For both goes that I can't wait till the albums are here.
Wo.
Wednesday, 3 July 2013
Claw Boys Claw, Rocktempel Paradiso, Amsterdam natuurlijk. 31 Mei 2013
Je kunt hier luisteren naar 'Hammer'.
Hoewel het qua leeftijd best had gekund, heb ik de eerste perikelen (1983) van Claw Boys Claw niet bewust meegemaakt. De eerste cd die ik geprobeerd heb grijs te draaien is Pajama day, uitgebracht in 2008. Daar zit dus wel even 25 jaar tussen. En wie ben ik dan eigenlijk om een recensie te schrijven over deze band. Welnu, ik mocht een optreden bijwonen in Paradiso op 31 Mei 2013. Waar overigens bleek dat het schrijven van een recensie nog linke soep kan zijn. Na enkele nummers haalde zanger Peter te Bos een recensie aan waarin ten onrechte werd vermeld dat het optreden in Paradiso het laatste optreden van de tour zou zijn, maarrrr….er komen nog meer ‘gigs’ tot ergens in het najaar. Én dat een nummer van Hammer werd toegeschreven aan een eerder album. Opletten dus wat er op papier komt.
Maar laat ik even
beginnen met het voorprogramma: Blackboxred, een verrassend duo: dame/heer;
gitaar, keyboard, zang / drums. Pittig en ritmisch. Klonk regelmatig als
complete band, knap dus.
Daarna de band
waar ik voor kom, Claw Boys Claw: Peter te Bos zang, frontman, in pak, rood
overhemd, ruige kop (62, wat wil je); John Cameron, gitarist van het eerste
uur, serieus uitziende krullenbol; Marcus Bruystens basgitaar, vanaf 2007 bij
de band en dus stukje jonger, Jeroen Kleijn drums zeer recent bij de band. Overigens
heb ik de mannen ook een keer mogen aanschouwen bij Werfpop, niet in het van
der Werfpark maar in het Leidse Hout, ook alweer poosje terug: 2008, kennelijk
nog met Marc Lamb op drums.
Het optreden in
Paradiso had een mooi begin: Monkey one,
één van de nummers die mij het meeste aanspreken op de nieuwste cd ‘Hammer’.
Start met een heerlijk stukje percussie….Ik heb het niet helemaal afgeturfd ,
maar volgens mij zijn bijna alle nummers van ‘Hammer’ gespeeld, geweldig (voor
mij, want ik vind het een erg goede cd). Jammer genoeg geen nummers van Pajama
Day…..jammer (voor mij, want ..…).
De sfeer zat er
snel goed in, heren op leeftijd in een mosh pit voor het podium. Peter te Bos
is een entertainer in hart en nieren. Ondanks enige stramheid en massiviteit
zal ik maar zeggen, gebruikt hij niet alleen het hele podium, maar waagt zich
ook de zaal in. Met het snoer van zijn microfoon als een life-line omhoog
gehouden door zijn fans, waagt hij zich tot achterin de zaal onderweg mensen
omhelzend en handen schuddend. Ook bassist Marcus gaat het publiek in, crowd
surfend gevolgd door Cameron, leuk om te zien. Ondertussen neemt Te Bos de
zijingang naast het podium, de klim omhoog is kennelijk wat teveel van het
goede.
Dat het er
gemoedelijk aan toe gaat blijkt wanneer twee dames het podium beklimmen,
kennelijk voor vrijwillige backing vocals, en er dus geen security op af stuift,
maar Peter de dames toezingt, door de knieën gaat, wat zeg ik: letterlijk plat
gaat en een damesschoen op zijn ribbenkast geplaatst krijgt. Even later is hij
deze vrouwelijke aanbidders kwijt,
vraagt waar ze zijn: verdwaald in de coulissen waar kennelijk geen deur was en
ze worden alsnog het podium afgeholpen.
Het publiek op de
balkons wordt ook niet vergeten, een swingende dame wordt gevraagd waarom haar
vriendin niet meedoet (was niet leuk zeker, even later zijn ze weg) en het
balkon aan de andere zijde krijgt een microfoon toegeworpen om een stukje mee
te zingen.
Ik was overigens
onder de indruk van het volume van de stem van Peter, op de één of andere
manier is hij grappig om te zien, die grote mond, wijd geopend voor een
maximaal volume.
Uiteindelijk lijkt
het programma afgelopen, de heren verdwijnen onder luid applaus van het podium,
komen (uiteraard) terug en gaan dan nog even een half uur los met ouder werk. Ik
herken Locomotive breath (Tull fan hè), So Mean en Dracula....de zaal gaat zo
mogelijk nog verder uit z’n dak.
Mooie avond, ik
denk er met plezier aan terug.
Er rest mij wel
één vraag: Is het toeval dat het logo van Claw boys claw me doet denken aan
Dolfje Weerwolfje?
Of is er ergens
een link?